VMBO T3 - H2.3 het weer - Temperatuur (Nova max)

Maken
Vraag 6 t/m 9
Blz 89 werkboek A
1 / 33
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeNatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Maken
Vraag 6 t/m 9
Blz 89 werkboek A

Slide 1 - Slide

Bespreken
6.


Slide 2 - Slide

Bespreken
6.
a. waar
b. waar
c. onwaar
d. onwaar
 


Slide 3 - Slide

Bespreken
7.


Slide 4 - Slide

Bespreken
7.
a. manometer
b. Overdruk is het verschil tussen de luchtdruk buiten de band en de druk in de band.
c. A. Ja, de meter geeft dan een druk aan die te hoog is.

Slide 5 - Slide

Bespreken
8.
a en b

Slide 6 - Slide

Bespreken
8.
a en b

Slide 7 - Slide

Bespreken
8.
c. Het drukverschil is dan in werkelijkheid kleiner dan jij hebt berekend, dus de hoogte ook. 
Stel dat de luchtdruk aan de grond daalt tot bijvoorbeeld 1010 mbar. 
Het drukverschil is dan na 1 min niet 
1015 − 988 = 27 mbar, maar 1010 − 988 = 22 mbar.

De hoogte is dan niet 2,7 × 80 = 216 m, maar 2,2 × 80 = 176 m.

Slide 8 - Slide

Bespreken
9.  

Slide 9 - Slide

Bespreken
9.  
a. 987 mbar = 0,987 bar (zonder afronden) = 1,0 bar (afgerond op één cijfer achter de komma).
b. absolute druk = luchtdruk + overdruk = 1,0 + 2,4 = 3,4 bar
c. In een ‘lege’ band is geen overdruk. De wijzer van de manometer staat dan op nul (bar).

Slide 10 - Slide

H2.3 Het weer
Temperatuur

Slide 11 - Slide

Wat is temperatuur?

Slide 12 - Open question

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Link

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Wat gebeurt er bij 0°C als je dit aan
Andreas Celsius vraagt?
Water kookt
IJs smelt

Slide 20 - Poll

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Omzetten van Celsius naar Kelvin

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Maak
van H2.3 vraag 1 t/m 4
op blz. 98 werkboek A

Slide 27 - Slide

Bespreken
1.
a. De temperatuurschaal van Celsius heeft twee vaste punten:
  • het lage punt (0°C) is het smeltpunt van ijs.
  • Het hoge punt (100°C) is het kookpunt van water.
b. Een bimetaal bestaat uit twee strips van verschillende metalen. Als de temperatuur stijgt, zet de ene strip sterker uit dan de andere.
c. De temperatuur kan onmogelijk lager worden dan -273 °C; deze
temperatuur wordt het absolute nulpunt genoemd.
d. Om de temperatuur Kelvin in te vinden, moet je 273 optellen bij de
temperatuur in graden Celsius


Slide 28 - Slide

Bespreken
2. 
a. Gas dat in een ruimte zit opgesloten, oefent druk uit op de wanden van die ruimte.
b Als de temperatuur van het gas stijgt, gaan de moleculen sneller bewegen.
c De moleculen botsen daardoor vaker en met een grotere snelheid
tegen de wanden.
d Het gevolg is dat de gasdruk toeneemt

Slide 29 - Slide

Bespreken
3.
a. thermometer a:  -1 °C
    thermometer b: 149 °C
    thermometer c: 20,5 °C

b. A. vloeistofthemometer,
     B. bimetaalthermometer 
     C. vloeistofthermometer.

Slide 30 - Slide

Bespreken
4.
a Hij kan de stijgbuis nauwer maken dan in het huidige model.
b Hij kan het reservoir groter maken dan in het huidige model

Slide 31 - Slide

Hoe warm is het als het 293K is?
A
293K+273=566°C
B
293K-273=20°C
C
293K+100=393°C
D
293K-100=193°C

Slide 32 - Quiz

Wat is temperatuur?

Slide 33 - Mind map