Levensloop Samenvatting

Levensloop Samenvatting
1 / 39
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Levensloop Samenvatting

Slide 1 - Slide

Bij een verandering van het budget verandert de helling van de budgetlijn.(H1)
A
Onjuist
B
Juist

Slide 2 - Quiz

Bij een verandering van het budget verandert de helling van de budgetlijn.
Onjuist:
De helling van de budgetlijn verandert alleen als de prijsverhouding tussen de 2 producten verandert. Bij een verandering van het budget zal de budgetlijn evenwijdig verschuiven.

Slide 3 - Slide

(H1) Een voorbeeld van een investering is
A
Het personeel van een winkel koopt daar boodschappen
B
Een supermarkt koopt een nieuwe koeling
C
De baas van een bouwbedrijf koopt aandelen
D
Een bouwbedrijf verkoopt afgeschreven vrachtwagens

Slide 4 - Quiz

(H1) Een voorbeeld van een investering is
Een supermarkt koopt een nieuwe koeling. Dit is een aanschaf van een bedrijf om te kunnen verkopen / produceren is.

Slide 5 - Slide

De spelers in een gevangenendilemma zullen zich in het algemeen coöperatief opstellen.(H1)
A
Onjuist
B
Juist

Slide 6 - Quiz

De spelers in een gevangenendilemma zullen zich in het algemeen coöperatief opstellen.

Onjuist, omdat spelers zich zowel coöperatief als niet-coöperatief kunnen gedragen.

Slide 7 - Slide

(H2) Isis verdient twee keer zoveel als Wim.
(verdienen en krijgen is wat anders maar nu gelijk ;-))

Beiden krijgen een loonsverhoging van € 200.
Door deze loonsverhoging is er sprake van
A
Inkomensherverdeling
B
Inkomensdenivellering
C
Inkomensnivellering
D
Intertemporele ruil

Slide 8 - Quiz

(H2) Isis verdient twee keer zoveel als Wim. Beiden krijgen een loonsverhoging van € 200.
Door deze loonsverhoging is er sprake van


Inkomensnivellering: doordat Wim net zo veel loonsverhoging krijgt in euro's als Isis, zal voor Wim het inkomen procentueel sterker stijgen dan voor Isis en worden de relatieven inkomensverschillen dus kleiner (=nivellering)

Slide 9 - Slide

De hoogte van de kinderbijslag is inkomensafhankelijk. (H2)
A
Onjuist
B
Juist

Slide 10 - Quiz

De hoogte van de kinderbijslag is inkomensafhankelijk.
Onjuist, omdat de hoogte van de kinderbijslag voor iedereen gelijk is, ongeacht zijn/haar inkomen.

Slide 11 - Slide

Bij nivellering daalt de Gini-coëfficiënt.(H2)
A
Onjuist
B
Juist

Slide 12 - Quiz

Bij nivellering daalt de Gini-coëfficiënt.
Juist, bij nivellering worden de relatieve inkomensverschillen kleiner en zal de Gini-coëfficiënt dalen

Slide 13 - Slide

Een toename van de levensverwachting heeft bij een kapitaaldekkingsstelsel geen invloed op de hoogte van de pensioen­premie.
A
Juist
B
Onjuist
C
Juist & Onjuist

Slide 14 - Quiz

Zonder aanvullende gegevens is deze stelling eigenlijk niet eenduidig te beantwoorden, vandaar dat beide mogelijkheden goed  gerekend kunnen worden.

Juist, als de pensioengerechtigde leeftijd hetzelfde blijft, zal er evenveel premie betaald worden, alleen zal de maandelijkse pensioenuitkering dan wel lager moeten worden.

Onjuist, omdat er nu langer (en dus meer) pensioen uitgekeerd moet worden, zal het pensioenfonds de premies moeten verhogen, omdat er anders niet genoeg vermogen wordt opgebouwd.

Slide 15 - Slide

(H3) De topman van een verzekeringsbedrijf beweert:
Door averechtse selectie neemt voor onze verzekeringsmaatschappij het risico toe. Daardoor neemt de winst van het bedrijf af. Verhoging van de verzekeringspremies ligt dus voor de hand.
A
Onjuist
B
Juist

Slide 16 - Quiz

De topman van een verzekeringsbedrijf beweert:

Door averechtse selectie neemt voor onze verzekeringsmaatschappij het risico toe. Daardoor neemt de winst van het bedrijf af. Verhoging van de verzekeringspremies ligt dus voor de hand.



Juist, omdat meer slechte risico’s dan goede risico’s zullen zich eerder / vaker verzekeren.

Slide 17 - Slide

(H3) Asymmetrische informatie houdt in dat bijvoorbeeld koper en verkoper niet over dezelfde informatie beschikken.
A
Onjuist
B
Juist

Slide 18 - Quiz

Asymmetrische informatie houdt in dat bijvoorbeeld koper en verkoper niet over dezelfde informatie beschikken.
Juist, omdat koper en verkoper beschikken over verschillende informatie van het product.

Slide 19 - Slide

Voor de volgende vraag
In welk land is sprake van een progressief stelsel en van een heffingskorting?

B = belastingbedrag, Y = inkomen.

Slide 20 - Slide

De hoogte van de kinderbijslag is inkomensafhankelijk. (H2)
A
Land A
B
Land B
C
Land C
D
Land D

Slide 21 - Quiz

Een van de redenen waarom bij vergrijzing vervoegd stoppen met werken (VUT = vervroegde uittreding) zeer kostbaar wordt:

Door vergrijzing komen er relatief steeds minder werkenden die deze uitkeringen betalen door middel van premies.
A
Onjuist
B
Juist

Slide 22 - Quiz

Een van de redenen waarom bij vergrijzing vervoegd stoppen met werken (VUT = vervroegde uittreding) zeer kostbaar wordt:

Door vergrijzing komen er relatief steeds minder werkenden die deze uitkeringen betalen door middel van premies.


Juist, omdat het aantal uitkeringsgerechtigden door de vergrijzing meer stijgt dan het aantal premiebetalers. Dit betekent dat er per premiebetaler steeds meer premie betaald moet worden.

Slide 23 - Slide

Negatieve reële rente is gunstig voor mensen met schulden.
A
Onjuist
B
Juist

Slide 24 - Quiz

Negatieve reële rente is gunstig voor mensen met schulden.
Juist, omdat dan de schuld in koopkracht daalt, je hoeft reëel minder terug te betalen. Het bedrag van de schuld zal dan minder zwaar wegen.

Slide 25 - Slide

De ene persoon kan een taak sneller of goedkoper uitvoeren dan een andere persoon. Een voordeel in het aantal benodigde uren per taak of een financieel voordeel in het maken van een product.
A
comparatief voordeel
B
absoluut voordeel
C
resoluut voordeel

Slide 26 - Quiz

(H3) Asymmetrische informatie houdt in dat bijvoorbeeld koper en verkoper niet over dezelfde informatie beschikken.
A
Onjuist
B
Juist

Slide 27 - Quiz

Asymmetrische informatie houdt in dat bijvoorbeeld koper en verkoper niet over dezelfde informatie beschikken.
Juist, omdat koper en verkoper beschikken over verschillende informatie van het product.

Slide 28 - Slide

(H3/4) I. In Nederland ligt het risico dat door waardedaling van een woning een hypothecaire lening hoger is dan de verkoopwaarde van de woning volledig bij de bank die de lening heeft verstrekt.

II. De aftrekbaarheid van de hypotheekrente stimuleert huizenbezitters tot het aflossen van hun hypotheek.
A
Uitspraak I is onjuist, uitspraak II is juist
B
Beide uitspraken zijn onjuist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Uitspraak I is juist, uitspraak II is onjuist

Slide 29 - Quiz

I. In Nederland ligt het risico dat door waardedaling van een woning een hypothecaire lening hoger is dan de verkoopwaarde van de woning volledig bij de bank die de lening heeft verstrekt.

II. De aftrekbaarheid van de hypotheekrente stimuleert huizenbezitters tot het aflossen van hun hypotheek.


Uitspraak I is onjuist, omdat de klant die het geld geleend heeft, zelf verantwoordelijk blijft voor een eventuele restschuld die ontstaat na verkoop van de woning. (eventueel wel NHG dekking bij ter goeder trouw)

Uitspraak II is onjuist, omdat door aflossingen de schuld daalt, waardoor ook het te betalen rentebedrag daalt en er dus minder geprofiteerd kan worden van de renteaftrek. 

Slide 30 - Slide

(H6/H7) Twee uitspraken:
I. Een welvaartsvast pensioen houdt in dat de koopkracht is gegarandeerd.
II. Als het minimumloon stijgt, stijgt ook het sociaal minimum.
A
Uitspraak I is onjuist, uitspraak II is juist
B
Beide uitspraken zijn onjuist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Uitspraak I is juist, uitspraak II is onjuist

Slide 31 - Quiz

Twee uitspraken:

I. Een welvaartsvast pensioen houdt in dat de koopkracht is gegarandeerd.
II. Als het minimumloon stijgt, stijgt ook het sociaal minimum.


Uitspraak I is onjuist, omdat bij een welvaartsvast pensioen de uitkering mee stijgt met de lonen en de lonen kunnen minder stijgen dan de prijzen.

Uitspraak II is juist, omdat het sociaal minimum een bepaald percentage (70%) van het minimumloon bedraagt.

Slide 32 - Slide

(H6/H7) Twee uitspraken:

I. Een toename van de groene druk bevordert een duurzame ontwikkeling van de economie.
II. Een toename van de levensverwachting heeft bij een kapitaaldekkingsstelsel geen invloed op de hoogte van de pensioenpremie.
A
Uitspraak I is onjuist, uitspraak II is juist
B
Beide uitspraken zijn onjuist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Uitspraak I is juist, uitspraak II is onjuist

Slide 33 - Quiz

Twee uitspraken:

I. Een toename van de groene druk bevordert een duurzame ontwikkeling van de economie.
II. Een toename van de levensverwachting heeft bij een kapitaaldekkingsstelsel geen invloed op de hoogte van de pensioenpremie.



Uitspraak I is onjuist, omdat de hoogte van de groene druk geen directe relatie heeft met de duurzame ontwikkeling van de economie.

Uitspraak II is onjuist, omdat een toename van de levensverwachting betekent dat mensen langer pensioen uitgekeerd moeten krijgen en dus ook via hogere premies een hoger kapitaal moeten inleggen.

Slide 34 - Slide

Ruilen over tijd
grijze druk 
Het aantal AOW'ers als percentage van het aantal personen van 20 jaar tot de AOW-leeftijd (beroepsbevolking). 

groene druk 
Het aantal jongeren tot 20 jaar als percentage van het aantal personen van 20 jaar tot de AOW-leeftijd. 

intergenerationele ruil 
Wisselwerking tussen generaties. Bijvoorbeeld inkomen, vermogen, kennis, schuld, milieuproblemen, enzovoorts. 

Slide 35 - Slide

Groene & Grijze druk

Slide 36 - Slide

Ruilen over tijd
netto profijt van de overheid 
Profijt voor de burgers van de overheid min de afdrachten aan de overheid. 

profijtbeginsel 
Het principe dat de gebruiker betaalt voor een geleverde (overheids)dienst. 

verzorgingsstaat 
Een samenleving waar de overheid iedereen een aanvaardbaar bestaansminimum garandeert. 

Slide 37 - Slide

De actieven hebben in het algemeen netto profijt van de overheid.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 38 - Quiz

De actieven hebben in het algemeen netto profijt van de overheid.

Onjuist, De actieven betalen gemiddeld meer aan de overheid (zoals belastingen en premies) dan ze van de overheid ontvangen, dus ze zijn juist netto-betalers. Deze extra overheidsontvangsten zijn onder andere bestemd voor de jongeren (onderwijs) en de ouderen (AOW en zorg).

Slide 39 - Slide