This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
De voorzetsels naar, door en voor in het Duits
nach, zu of in?
vor of für?
durch of von?
Slide 1 - Slide
Was machen wir heute?
- Je kan de voorzetsels, 'naar', 'door', 'voor' juist vertalen.
- Je kan de juiste naamval na de voorzetsels toepassen.
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Video
naar --> nach
Aardrijkskundige bestemmingen zonder lidwoord: ich fahre nach Berlin/nach Frankreich/nach Den Haag.
uitdrukking 'naar huis gaan' : Ich gehe nach Hause.
een richting: ich gehe nach links/rechts.
nach +3 Dativ
De Dativ is de derde naamval. Achter de voorzetsels: aus, bei, mit, nach, von, seit, gegenüber en auẞer komt altijd Dativ.
Slide 4 - Slide
naar --> in
aardrijkskundige namen met lidwoord in die Schweiz / in die Niederlande / in die Türkei fahren.
een gebouw naar binnen gaan: ins Theater / ins Restaurant/ins Bett / ins Kino / in die Schule gehen,
+3 of 4 - DAT of AKK Keuzevoorzetsel
in, auf, über, unter, an, vor, hinter, neben, zwischen zijn Duitse keuzevoorzetsels.
Bij deze voorzetsels pas je de naamval aan de situatie aan: richting of plaats?
in den Supermarkt gehen (wohin? waarheen? +4 Akkusativ)
in dem Supermarkt sein (wo? waar? +3 Dativ)
Als je niet uitkomt met de vragen wohin? wo? waar? dan pas je de 7/2 regel toe: 2 voorzetsels altijd de Akkusativ (AUF en ÜBER), bij de andere 7 voorzetsels de Dativ.
Slide 5 - Slide
naar --> zu
bij personen: Ich gehe zur Oma, zum Arzt
bij een bepaald doel: Wir fahren zum Supermarkt. Morgen muss ich zur Schule.
Aufgepasst! Ich gehe nach Hause (). Ich bin zu Hause. (ik ben thuis)
zu +3 Dativ
De Dativ is de derde naamval. Achter de voorzetsels: aus, bei, mit, nach, von, seit, gegenüber en auẞer komt altijd Dativ.
Slide 6 - Slide
Welke drie voorzetsels kun je gebruiken om 'naar' te vertalen - (alleen spatie ertussen)