2G1 oefenen voor PW H3 + H4

Oefenen voor PW
Hoofdstuk 3 + 4

2G1
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Oefenen voor PW
Hoofdstuk 3 + 4

2G1

Slide 1 - Slide

Hoofdstuk 3

Slide 2 - Slide

Wat gebruiken schrijvers om de samenhang in teksten aan te geven?

Slide 3 - Mind map

Eerst, vervolgens, daarna en ten slotte zijn voorbeelden van signaalwoorden die horen bij het verband...
A
opsomming
B
tegenstelling
C
oorzaak-gevolg
D
voorbeeld

Slide 4 - Quiz

Welke woordsoort zie je vaak in een instructie?

Slide 5 - Open question

Noteer een woord met een voorvoegsel (prefix)

Slide 6 - Open question

Wat betekent miskleun?
A
in elk geval
B
gewone
C
kleiner te worden
D
grove vergissing, flater en blunder

Slide 7 - Quiz

Maak een foto van een lijdend voorwerp.

Slide 8 - Open question

die
dat
die
deze
de trainer
het Rijksmuseum
De ijsjes
Folkert heeft de jas van Roosmarijn meegenomen. 
... moet hij straks teruggeven.

Slide 9 - Drag question

Ik pin, jij pint, wij hebben ...

Slide 10 - Mind map

Wat is het voltooid deelwoord van toespreken?

Slide 11 - Open question

Hoofdstuk 4

Slide 12 - Slide

Wat is het verschil tussen een feit en een mening?

Slide 13 - Open question

Geef je mening + een argument voor of tegen de stelling: Hybride onderwijs is beter dan online onderwijs.

Slide 14 - Mind map

Maak een foto van iets dat je heeeeeeel stom vindt.

Slide 15 - Open question

Geef een voorbeeld van een woord met een achtervoegsel (suffix)

Slide 16 - Mind map

Maak een correcte zin met een meewerkend voorwerp. Gebruik het werkwoord 'geven'.

Slide 17 - Open question

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin: Dit bedrijf levert gratis zijn producten aan inwoners van de Benelux.
A
Dit bedrijf
B
levert
C
gratis
D
zijn producten

Slide 18 - Quiz

Wat is het gezegde in de volgende zin: Dit bedrijf levert gratis zijn producten aan inwoners van de Benelux.
A
Dit bedrijf
B
levert
C
gratis
D
zijn producten

Slide 19 - Quiz

Wat is het onderwerp in de volgende zin: Dit bedrijf levert gratis zijn producten aan inwoners van de Benelux.
A
Dit bedrijf
B
levert
C
gratis
D
zijn producten

Slide 20 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin: Dit bedrijf levert gratis zijn producten aan inwoners van de Benelux.
A
Dit bedrijf
B
levert
C
gratis
D
zijn producten

Slide 21 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin: Dit bedrijf levert gratis zijn producten aan inwoners van de Benelux.
A
aan inwoners van de Benelux
B
levert
C
gratis
D
zijn producten

Slide 22 - Quiz

Welk trucje kun je gebruiken om te weten of je te maken hebt met een persoonlijk voornaamwoord?

Slide 23 - Open question

De laptop die daar staat, is van ...
A
mij
B
mijn

Slide 24 - Quiz

Dat is ... laptop!
A
mij
B
mijn

Slide 25 - Quiz

Maak een foto van jouw bezit.

Slide 26 - Open question

Noem een voorbeeld van een verkleinwoord.

Slide 27 - Mind map

Blijf oefenen!
+ Herhaal de onderdelen die je lastig vindt
+ Doe de online oefentoets

Slide 28 - Slide