BK HV 5.3 lezen

5.3 lezen
Je leert:
- de tekstdoelen overtuigen en activeren herkennen
- tekstsoorten en tekstvormen herkennen
- een betogende tekst herkennen
- het redengevend en concluderend tekstverband herkennen


1 / 40
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

5.3 lezen
Je leert:
- de tekstdoelen overtuigen en activeren herkennen
- tekstsoorten en tekstvormen herkennen
- een betogende tekst herkennen
- het redengevend en concluderend tekstverband herkennen


Slide 1 - Slide

Welke 2 tekstdoelen heb je vorig hoofdstuk geleerd?

Slide 2 - Open question

Slide 3 - Slide

Tekstdoelen

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Tekstdoelen
tekstdoel
wat de schrijver wil
tekstvormen
informeren
de schrijver wil je informatie geven
nieuwsbericht, verslag
amuseren
De schrijver wil je vermaken
liedtekst, stripverhaal
overtuigen
De schrijver wil dat je het met hem eens bent
filmbespreking, betoog
activeren
De schrijver wil dat je iets gaat doen
reclamefolder, advertentie

Slide 6 - Slide

Tekstdoelen
Een tekst heeft vaak meerdere doelen. Als er wordt gevraagd wat het tekstdoel is, noteer dan het belangrijkste doel! 

Bijvoorbeeld:
In een advertentie staat meestal informatie over het product. Maar de schrijver van de advertentie wil vooral dat je het product koopt. Tekstdoel: activeren

Slide 7 - Slide

Welk tekstdoel hoort bij
dit tekstje?

Slide 8 - Open question

Tekstdoelen

In Amerika dragen de kinderen op school een schooluniform. Eigenlijk zou het heel goed zijn wanneer dit op ROER college Schöndeln ook wordt verplicht. Dan hoeven de leerlingen zich ‘s morgens niet meer druk te maken over wat ze aan moeten doen. Daarnaast zal ook niemand elkaar meer kunnen uitlachen wanneer ze er een beetje gek bijlopen.

Slide 9 - Slide

Welk tekstdoel hoorde bij het vorige tekstje?

Slide 10 - Open question


Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
activeren
C
overtuigen
D
amuseren

Slide 11 - Quiz

Tekstsoorten en tekstvormen
Een tekstsoort is een verzamelnaam voor alle teksten met hetzelfde tekstdoel. Omdat er vier tekstdoelen zijn, zijn er dus ook vier tekstsoorten. 
Elke tekstsoort heeft verschillende vormen. Een nieuwsbericht en een handleiding zijn bijvoorbeeld allebei informatieve teksten. Daarom onderscheiden we binnen elke tekstsoort diverse tekstvormen

Slide 12 - Slide

Tekstdoel - tekstsoort - tekstvorm
tekstdoel
tekstsoort
tekstvorm
informeren
informatieve tekst
nieuwsbericht
verslag
amuseren
amuserende tekst
liedtekst
stripverhaal
overtuigen
betogende tekst
filmbespreking
ingezonden brief
activeren
activerende tekst
reclamefolder
advertentie

Slide 13 - Slide

Huiswerk
Opdracht 2 t/m 5 (blz. 90 en verder). 


Slide 14 - Slide

Herhaling: welke 4 tekstdoelen ken je?

Slide 15 - Mind map

Tekstsoorten en tekstvormen
Een tekstsoort is een verzamelnaam voor alle teksten met hetzelfde tekstdoel. Omdat er vier tekstdoelen zijn, zijn er dus ook vier tekstsoorten. 
Elke tekstsoort heeft verschillende vormen. Een nieuwsbericht en een handleiding zijn bijvoorbeeld allebei informatieve teksten. Daarom onderscheiden we binnen elke tekstsoort diverse tekstvormen

Slide 16 - Slide

Tekstdoel - tekstsoort - tekstvorm
tekstdoel
tekstsoort
tekstvorm
informeren
informatieve tekst
nieuwsbericht
verslag
amuseren
amuserende tekst
liedtekst
stripverhaal
overtuigen
betogende tekst
filmbespreking
ingezonden brief
activeren
activerende tekst
reclamefolder
advertentie

Slide 17 - Slide

Betogende tekst
In een betogende tekst / betoog geeft de schrijver zijn mening over een onderwerp. 

Slide 18 - Slide

Argumenten
Argumenten: informatie waarmee de schrijver wil bewijzen dat zijn mening juist is.
   

Bijvoorbeeld:
Ik vind dat de school pas om 10 uur moet beginnen.
Want
Uit onderzoek blijkt dat de hersenen van jongeren meer slaap nodig hebben dan van volwassenen.
Want
Dan kun je ‘s morgens voor school nog even wat leerwerk doorkijken.


Slide 19 - Slide

Samen maken
Opdracht 7 (blz. 93)


Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Waar bestaat een driedeling uit?

Slide 22 - Open question

Slide 23 - Slide

Noem 2 tekstvormen

Slide 24 - Open question

Wat staat er in de inleiding van een betoog?
A
de mening van de schrijver
B
argumenten
C
conclusie
D
samenvatting

Slide 25 - Quiz

Welke tekstverbanden ken je nog uit de vorige hoofdstukken?

Slide 26 - Mind map

tekstverbanden
tekstverband
signaalwoorden
opsommend
daarnaast, bovendien, etc. 
tijdsvolgorde
daarna, tot slot, etc.
tegenstellend
toch, echter, etc. 
uitleggend
bijvoorbeeld, zoals, etc.
redengevend
want, omdat, etc. 
concluderend
dus, dan ook, etc. 

Slide 27 - Slide

redengevend verband
tekstverband
signaalwoorden
voorbeeld
redengevend
want, omdat, daarom, immers, namelijk
Anja wil wel collecteren voor de Dierenbescherming, want zij wil dieren in nood helpen. 
Redengevende tekstverbanden komen vaak voor in betogende teksten. 

Slide 28 - Slide

concluderend verband
tekstverband
signaalwoorden
voorbeeld
concluderend
dus, dan ook, hieruit volgt, de slotsom is, concluderend
Anja heeft acrylnagels opgeplakt. Ze is dus helemaal klaar voor het slotfeest. 
Concluderende tekstverbanden komen vaak voor in betogende teksten. 

Slide 29 - Slide

Omdat het glad is, ga ik lopend naar school. Tekstverband?
A
Concluderend tekstverband
B
opsommend tekstverband
C
uitleggend tekstverband
D
Redengevend tekstverband

Slide 30 - Quiz


Het boek was spannend. Het is dus zeker de moeite waard om te lezen. Tekstverband?
A
Concluderend tekstverband
B
uitleggend tekstverband
C
tekstverband van tijdsvolgorde
D
Redengevend tekstverband

Slide 31 - Quiz

Anja wil wel collecteren voor de Dierenbescherming, want zij wil dieren in nood helpen. Wat is de reden in deze zin?
A
Anja wil collecteren voor de Dierenbescherming.
B
Zij wil dieren in nood helpen.

Slide 32 - Quiz

Anja heeft acrylnagels opgeplakt. Ze is dus helemaal klaar voor het slotfeest. Wat is de conclusie in deze zin?
A
Ze is helemaal klaar voor het slotfeest.
B
Anja heeft acrylnagels opgeplakt.

Slide 33 - Quiz

Maken
Opdracht: 10, 11, 13, 15 (blz. 95 en verder)

Klaar?

Opdracht: 16 t/m 20 + opdracht 22

Slide 34 - Slide

Herhaling: noem de 4 tekstsoorten

Slide 35 - Mind map

Herhaling: Wat staat er in de inleiding van een betoog?

Slide 36 - Open question

Herhaling: Wat is een argument?
A
Dat is een reden waarom je iets vindt
B
Dat is wat je vindt

Slide 37 - Quiz

Herhaling: Welke signaalwoorden horen er bij een concluderend tekstverband?
A
zoals, bijvoorbeeld, zo, ter illustratie van
B
dus, daarom, concluderend, kortom
C
ten eerste, daarna, vervolgens, ook, tot slot
D
doordat, daardoor, met als gevolg

Slide 38 - Quiz

Herhaling: Welke zin bevat een redengevend verband?
A
Als je in de zomer weer met je vrienden op vakantie wilt gaan, heb je veel geld nodig. Je moet dus gaan werken.
B
Als je nu eerst je huiswerk afmaakt, gaan we straks naar de film.
C
Omdat het klimaat snel verandert, gaat het waterschap de dijken in een hoog tempo ophogen.
D
De jongens in mijn klas leggen de lat niet al te hoog. Neem bijvoorbeeld Lex. Hij gaat altijd voor een 5,5.

Slide 39 - Quiz

Maken
Opdracht: 16 t/m 19 +  22 (blz. 97 en verder)


Slide 40 - Slide