Aanwijzend, vragend en onbepaald voornaamwoord

Aanwijzend, vragend en onbepaald voornaamwoord 
Lesdoel: aan het einde van de les kan je aanwijzend, vragend en onbepaald voornaamwoord herkennen en gebruiken. 
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Aanwijzend, vragend en onbepaald voornaamwoord 
Lesdoel: aan het einde van de les kan je aanwijzend, vragend en onbepaald voornaamwoord herkennen en gebruiken. 

Slide 1 - Slide

Aanwijzend voornaamwoord 
Een aanwijzend voornaamwoord wijst iets aan. VB. Die rode mountainbike zou ik eerder kopen dan zo'n zwarte. 

aanw.vnw: deze, die, dit, dat, zulk(e), dergelijk(e), zelf, dezelfde, zo'n en hetzelfde.
 

Let op: woorden die een plaats of richting aangeven zijn geen aanwijzend voornaamwoord. 
Leer deze woorden uit je hoofd. 

Slide 2 - Slide

Wat zijn de aanwijzende voornaamwoorden:

Slide 3 - Open question

Vragend voornaamwoord
Staat meestal aan het begin van een vraag of aan het begin van een zin die gemaakt is van een vraag: 
VB. Naar welke film gaan jullie? 

vr.vnw: wie, wat, welk(e), wat voor (een)
Let op: woorden als waar, wanneer en hoe zijn geen vragende voornaamwoorden. 
Leer deze woorden uit je hoofd. 

Slide 4 - Slide

Noem de vier vragende voornaamwoorden

Slide 5 - Open question

Onbepaald voornaamwoord
Duidt een persoon of zaak aan, maar zegt niet precies wie of wat bedoeld wordt. Het blijft een beetje vaag. 

VB: iemand, niemand, iedereen, men, menigeen, het, (zo)iets, niets, alles, elk(e), ieder(e), menig(e), wat, ene, een zekere, een of ander(e). 

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Mind map

Onbepaald voornaamwoord
Drie lastige gevallen: 
1. Het woord je is onbepaald voornaamwoord als het men betekent; 
2. Het woordje wat is onbepaald voornaamwoord als het iets betekent; 
3. Het woordje het is een onbepaald voornaamwoord als het tijd, weer en sfeer aangeeft. 

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Stuur de antwoorden van opdracht 3 in:

Slide 12 - Open question

Slide 13 - Slide