P1 Week 2 periode 3: ww en vnw

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Nederlands - V1

Boekpresentaties 

Hilal

Bastiaan

PLENDA: dinsdag 11 feb.

- Maak opdracht 1, 2 en 7, Paragraaf 6: blz. 214/ 215

Zelfstandig oefenen en nakijken:

- Maak opdracht 1, 3, 4, 5 en 6, Paragraaf 3: blz. 248/ 250

+  nakijken spelling vorige week

Spelling thuis zelfstandig nakijken

Ik stuur de antwoorden via Magister mail naar de hele klas.

Zorg ervoor dat je volgende week kan laten zien dat je het huiswerk spelling van deze week hebt nagekeken!

Even kort herhalen... 

(log in in LessonUp!)

"het" is een ...

1. bepaald lidwoord
2. onbepaald lidwoord

Jumbo

1. Lidwoord
2. Zelfstandig naamwoord
3. Bijvoeglijk naamwoord

Welke zelfstandig naamwoorden zie je in deze zin?

Ik heb de afwas gedaan en het vuilnis buiten gezet.

Welke van deze woorden is een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?

1. lieve
2. grote
3. koperen
4. boze

Theorie werkwoorden 

Een werkwoord is een woordsoort.

Een werkwoord zegt wat iets of iemand kan doen

of wat er gebeurt.

In een zin staat tenminste één werkwoord.

Er zijn werkwoorden met een onduidelijke betekenis zoals: hebben, zullen, kunnen, worden of zijn. 

noteer zoveel mogelijk werkwoorden in 1 minuut

Is kochten een werkwoord of geen werkwoord?

1. werkwoord
2. geen werkwoord

Nu volgt de uitleg over:

- persoonlijk vnw. (pers.vnw.)

- bezittelijk vnw. (bez. vnw.)

Let op bij HET:

Vertel me eens op welke camping jullie je vakantie hebben doorgebracht.

1. me=pers jullie=bez je=pers
2. me=bez jullie=pers je=bez
3. me=pers jullie=pers je=bez
4. me=bez jullie=bez me=bez

Op mijn school maakt iedereen een creatieve opdracht voor zijn leukste vak.

1. mijn=bez zijn=pers
2. mijn=bez zijn=bez
3. mijn=pers zijn=bez

Volgens jou wil jullie vriend uit Urk jouw zeilbootje dus graag kopen.

1. jou=pers jullie=pers jouw=bez
2. jou=pers jullie=bez jouw=bez
3. jou=bez jullie=pers jouw=bez
4. jou=bez jullie=bez jouw=bez

Die moeder van haar heeft mij goed geholpen.

1. haar=bez mij=pers
2. haar=pers mij=bez
3. haar=pers mij=pers
4. haar=bez mij=bez

Aan de slag! + huiswerkcontrole

- Maak opdracht 1, 2 en 7, Paragraaf 6: blz. 214/ 215

Spelling: Zelfstandig oefenen en nakijken:

-Maak opdracht 1, 3, 4, 5 en 6, Paragraaf 3: blz. 248/ 250

Huiswerkcontrole

Leg je schrift open 

bij de spellingsopdrachten!
- opdracht 1, 2, 4 en 5, Paragraaf 1: blz. 244/ 245

- opdracht 1, 3, 5 en 6, Paragraaf 2: blz. 246/ 247