1.4 Help de prijzen stijgen! deel 2

H1 Inkomen en welvaart


§ 1.1 Wat heb je te besteden?
§ 1.2 Niet ieder inkomen is hetzelfde.
§ 1.3 Wil je welvaart of welzijn?
§ 1.4 Help, de prijzen stijgen! deel 2
1 / 31
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 7 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

H1 Inkomen en welvaart


§ 1.1 Wat heb je te besteden?
§ 1.2 Niet ieder inkomen is hetzelfde.
§ 1.3 Wil je welvaart of welzijn?
§ 1.4 Help, de prijzen stijgen! deel 2

Slide 1 - Slide

In deze les leer je:
- de gevolgen van inflatie;
- over de loon-prijsspiraal;
- het verschil tussen een nominale en reële
   verandering;
- wat bedoeld wordt met prijscompensatie.
GOAL!

Slide 2 - Slide

Gevolgen van inflatie
* De koopkracht ....
*
daalt

Slide 3 - Slide

Gevolgen van inflatie
* De koopkracht ....
* Het geld wordt minder waard (= geldontwaarding).
  (Spaargeld wordt minder waard, maar schulden ook!)
daalt

Slide 4 - Slide

Gevolgen van inflatie
* De koopkracht ....
* Het geld wordt minder waard (= geldontwaarding).
  (Spaargeld wordt minder waard, maar schulden ook!)
* Als in Nederland de inflatie hoger is dan in het buitenland, verslechtert
  de concurrentiepositie van Nederland t.o.v. het buitenland.
  Hierdoor kan de buitenlandse vraag naar Nederlandse producten afnemen.
daalt

Slide 5 - Slide

Gevolgen van inflatie
* De koopkracht ....
* Het geld wordt minder waard (= geldontwaarding).
  (Spaargeld wordt minder waard, maar schulden ook!)
* Als in Nederland de inflatie hoger is dan in het buitenland, verslechtert
  de concurrentiepositie van Nederland t.o.v. het buitenland.
  Hierdoor kan de buitenlandse vraag naar Nederlandse producten afnemen.
* Risico op loon-prijsspiraal 
zie video op volgende slide
daalt

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Loon-prijsspiraal
Werknemers willen bij inflatie (minimaal) prijscompensatie 
(lonen moeten net zoveel stijgen als de inflatie). 
De loonkosten worden hoger en dit wordt weer 
doorberekend in de prijzen van producten. 
Hierdoor willen werknemers weer 
loonsverhoging enz. enz. enz.
Hier geldt:
loonstijging = inflatie, dus koopkracht blijft gelijk

Slide 8 - Slide

Loon-prijsspiraal
volgende slide: video 2

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Link

Nominaal en reëel inkomen
Nominaal inkomen: het inkomen dat je in euro's verdient.
Reëel inkomen: de koopkracht van je inkomen.

Voorbeeld:
Het nominale inkomen stijgt met 5% en inflatie is 3%.
--> Met hoeveel stijgt het reële inkomen
5% - 3% = 2%

Slide 11 - Slide

In formulevorm:
nominale inkomensstijging in %   (volgens CAO)
inflatie in %
------------------------------------
reële inkomensstijging in %           (koopkracht)
Collectieve Arbeidsovereenkomst

Slide 12 - Slide

  Nominale inkomensstijging
  Inflatie
- ---------------------------------------
  Reële inkomensstijging

Slide 13 - Slide

Wat heb je geleerd?
Wat heb je geleerd?

Slide 14 - Slide

Wat is koopkracht?
A
De hoeveelheid geld dat je in je bezit hebt
B
De hoeveelheid producten die je kunt kopen
C
De hoeveelheid geld dat je kunt uitgeven

Slide 15 - Quiz

Juist of onjuist?
Door inflatie daalt de koopkracht
van je geld.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quiz

Wat is géén oorzaak van inflatie?
A
de loon-prijsspiraal
B
hogere grondstofprijzen
C
meer aanbod
D
BTW-verhoging

Slide 17 - Quiz

Inflatie zorgt ervoor dat je geld:
A
meer waard wordt
B
minder waard wordt

Slide 18 - Quiz

Het inkomen dat je in euro's verdient, noem je het ...
A
nominale inkomen
B
reële inkomen
C
modale inkomen
D
gemiddelde inkomen

Slide 19 - Quiz

Juist of onjuist?
Met prijscompensatie stijgen de
lonen meer dan de prijzen.
A
juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quiz

Juist of onjuist?
De reële loonstijging is hetzelfde als
de stijging van de CAO-lonen.
A
juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quiz

De inflatie is 0,5%.
Je nominale loon stijgt met 1,2%.
Hoeveel % verandert je koopkracht?
A
0,5%
B
1,2%
C
1,7%
D
0,7%

Slide 22 - Quiz

De inflatie is 6%.
Je nominale loon stijgt met 4%. Met hoeveel % verandert je reële inkomen?
A
-2%
B
0%
C
2%
D
10%

Slide 23 - Quiz

Aan het werk
Maken: par. 1.4
opg. 7 t/m 11 (blz. 24)
Zelf nakijken via Magister ELO Studiewijzers

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Video

Slide 27 - Video

Slide 28 - Video

Slide 29 - Video

0

Slide 30 - Video

0

Slide 31 - Video