Verbinden: Groepen mensen met elkaar verbinden (bv. wijksafari.nl).
Slide 2 - Slide
Theatervormen
TRAGEDIE: Komt uit de Griekse traditie. Overdreven spel met veel dood, verderf, haat en liefde.
KOMEDIE / BLIJSPEL: Komisch van aard. Bedoeld voor de lach.
MUSICAL: Spel gecombineerd met zang en dans.
MIME: Spel zonder tekst, nadruk ligt op non verbaal spel en beeld
PANTOMIME: Alles wordt (vrij letterlijk) uitgebeeld
POPPENSPEL: Spel wordt gespeeld door poppen te gebruiken.
HORROR: Eng bedoeld, om de toeschouwer bang te maken.
PERFORMANCE: een verzamelnaam voor voorstellingen op het raakvlak tussen theater en beeldende kunst.
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
duizenden jaren geleden werden er al
theaters gebouwd
met tribunes, een speelvlak, coulissen, podium, backstage, decor, akoestiek, ...
Slide 6 - Slide
Welke theatertermen zie je hier allemaal?
Slide 7 - Mind map
Slide 8 - Slide
IMPROVISEREN doe je zo:
* SPELAANBOD doen (tekst en/of handeling)
* ACCEPTEREN (niet blokkeren)
* INCASSEREN (wat vindt jouw personage hier van?)
* REAGEREN (op wat je tegenspeler zegt, en hoe dat gezegd wordt)
Slide 9 - Slide
er zijn 4 basis emoties:
BOOS - BEDROEFD - BANG - BLIJ
Slide 10 - Slide
timer
0:20
welke EMOTIES zijn er allemaal af te leiden uit die 4 basis emoties?
Slide 11 - Mind map
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Vul over jou zelf een DOEL, MOTIEF, CONFLICT, STRATEGIE in (dus niet vanuit een personage, maar vanuit je zelf): "Ik wil.... omdat...., maar.... dus...."
Slide 15 - Open question
Vul nu een DOEL, MOTIEF, CONFLICT, STRATEGIE in vanuit een verzonnen personage: "..... wil.... omdat...., maar.... dus...."
Slide 16 - Open question
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Er zijn 4 soorten "conflicten", namelijk:
A
mimiek, houding, beweging, actie
B
non verbaal, verbaal, fysiek, ruzie
C
innerlijk, onderling, object, omgeving
D
verleden, heden, toekomst, nu
Slide 20 - Quiz
Een "tableau" is:
A
een stilstaand plaatje met houding en mimiek, zonder beweging en geluid
B
een decor met verschillende attributen en lichteffecten
C
een extreme emotie die steeds groter gespeeld wordt
D
de onzichtbare wand tussen de acteurs en het publiek
Slide 21 - Quiz
Slide 22 - Slide
Bedenk zelf de basis voor een scene met de 5W's en vul in: wie-wat-waar-wanneer-waarom
Slide 23 - Open question
Vaktermen uit film & fotografie:
* KADER: totaal - medium - close up
* PERSPECTIEF: kikker - vogel - ooghoogte
Let verder op:
- mobieltje liggend houden (horizontaal)
- licht (geen tegenlicht)
- achtergrond (wat is allemaal in beeld?)
- maak een aantal foto's, kijk kritisch en kies de beste