Soorten rekeningen

Soorten rekeningen
1 / 29
next
Slide 1: Slide
GASVBuitengewoon secundair onderwijs

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Soorten rekeningen

Slide 1 - Slide

Er zijn twee soorten rekeningen

Slide 2 - Mind map

De zichtrekening

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Link

Welke verschillende zichtrekeningen zijn er?

Slide 5 - Mind map

Wat is een zichtrekening?
A
Een rekening voor hypothecaire leningen.
B
Een rekening voor dagelijkse banktransacties.
C
Een rekening voor lange termijn investeringen.
D
Een rekening voor belastingaangifte.

Slide 6 - Quiz

Wat kun je doen met een zichtrekening?
A
Alleen online shoppen.
B
Alleen geld afhalen.
C
Geld storten en afhalen, betalingen doen.
D
Alleen geld storten.

Slide 7 - Quiz

Is een zichtrekening geschikt voor sparen?
A
Nee, daarvoor gebruik je best een spaarrekening.
B
Niet altijd, het hangt af van de bank.
C
Alleen als je veel geld hebt.
D
Ja, het is de beste optie voor sparen.

Slide 8 - Quiz

Wat is het verschil tussen een zichtrekening en een spaarrekening?
A
Een zichtrekening is voor dagelijks gebruik, een spaarrekening is voor sparen op lange termijn.
B
Een spaarrekening heeft hogere kosten.
C
Er is geen verschil.
D
Een zichtrekening heeft hogere rente.

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Slide

Wanneer je geld op je spaarrekening plaatst, krijg je rente van de bank.
Dit wordt uitgedrukt in de vorm van een procent, bv. 0,01%.
Eigenlijk is rente een cadeau van de bank omdat je hen vertrouwt met je spaargeld.
Vroeger kreeg men vrij veel rente op spaargeld, nu is dat bijna niks meer.

Slide 11 - Slide

zichtrekening kan je zelf in de gaten houden. Je kan er geld op plaatsen of afhalen. Je zichtrekening is verbonden aan jouw bankkaart.

Slide 12 - Slide

SPAARREKENING

Slide 13 - Slide

Sparen is geld opzij laten leggen dat je voor een tijdje niet nodig hebt.
Je kan je geld op een spaarrekening plaatsen of je kan je geld beleggen.

Slide 14 - Slide

Waarvoor spaar jij?

Slide 15 - Mind map

Wat is een spaarrekening?
A
Een rekening voor beleggingen.
B
Een rekening waarop je geld spaart.
C
Een rekening voor leningen.
D
Een rekening voor creditcardbetalingen.

Slide 16 - Quiz

Hoeveel rente krijg je meestal op een spaarrekening?
A
Een vast bedrag per maand.
B
Geen rente.
C
Een paar procent per jaar.
D
Tien procent per jaar.

Slide 17 - Quiz

Waarom is een spaarrekening handig?
A
Om geld uit te geven.
B
Om rekeningen te betalen.
C
Om geld te lenen.
D
Om geld opzij te zetten voor doelen.

Slide 18 - Quiz

Hoe kun je geld op een spaarrekening zetten?
A
Met contant geld.
B
Met een pinpas.
C
Met een creditcard.
D
Via internetbankieren of overschrijving.

Slide 19 - Quiz

Hoe vaak kun je geld van een spaarrekening opnemen?
A
Nooit.
B
Meestal onbeperkt, soms met voorwaarden.
C
Eén keer per jaar.
D
Alleen op feestdagen.

Slide 20 - Quiz

0,01% rente op €100 = 
0,01% rente op €1000= 
0,01% rente op €20000= 

10

1

200

Slide 21 - Drag question

Conclusie
 hoe meer geld je spaart, hoe meer rente je krijgt!

Slide 22 - Slide

TERMIJNREKENING

Slide 23 - Slide

Een termijnrekening is eigenlijk hetzelfde als een spaarrekening, maar je kan er geen geld afhalen wanneer je maar wil. Eigenlijk geef je je spaargeld voor een tijdje aan de bank. De bank kan dit geld gebruiken. Na 5 jaar geeft de bank jou dit geld terug, maar om je te bedanken dat ze jouw geld mochten gebruiken, geven ze jou een extraatje: rente. 

Slide 24 - Slide

Voorbeeld
Je geeft een spaarrekening met daarop €2000 aan de bank voor 5 jaar tijd.

Na 5 jaar krijg je €2100 terug.

Slide 25 - Slide

Wat is een termijnrekening?
A
Een betaalrekening voor dagelijkse uitgaven
B
Een lening voor grote aankopen
C
Een beleggingsrekening met variabele rente
D
Een spaarrekening met vaste looptijd en rente

Slide 26 - Quiz

Hoe verschilt een termijnrekening van een spaarrekening?
A
Variabele rentevoeten
B
Onbeperkte opnamemogelijkheden
C
Vaste looptijd en hogere rente
D
Geen minimale stortingsvereisten

Slide 27 - Quiz

Wat is een voordeel van een termijnrekening?
A
Zekerheid over rente-inkomsten gedurende looptijd
B
Variabele rente-inkomsten
C
Geen noodzaak tot looptijdselectie
D
Onbeperkte flexibiliteit in stortingen

Slide 28 - Quiz

ZICHTREKENING
SPAARREKENING

GEEN RECHTSTREEKSE BETALINGEN UITVOEREN

HIER KAN NIET RECHTSTREEKS GELD VAN AFHALEN

HIER STAAT JE SPAARGELD OP

GEBRUIK JE VOOR BETALINGEN? OVERSCHRIJVINGEN EN AFHALINGEN

KRIJG JE GEEN INTEREST OP

KRIJG JE INTERESTOP

Slide 29 - Drag question