What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
kennen kunnen, leggen liggen
De AH-bezorgers leggen/liggen alle boodschappen op tafel.
A
leggen
B
liggen
1 / 23
next
Slide 1:
Quiz
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 4
This lesson contains
23 slides
, with
interactive quizzes
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
De AH-bezorgers leggen/liggen alle boodschappen op tafel.
A
leggen
B
liggen
Slide 1 - Quiz
Mijn oudere zussen leggen/liggen elke zaterdag tot 13.00 uur in bed.
A
leggen
B
liggen
Slide 2 - Quiz
Kies het juiste werkwoord.
Julia’s rode pantoffels ____ onder haar bed.
A
leggen
B
liggen
Slide 3 - Quiz
'Nog drie dagen werken en dan ... we lekker op het strand', zei mijn vader.
A
liggen
B
leggen
Slide 4 - Quiz
Ik kan de werkwoorden kennen, kunnen, liggen en leggen op de juiste manier gebruiken
A
JA
B
NEE
C
Meestal wel
D
Meestal niet
Slide 5 - Quiz
We kennen/kunnen hem al jaren!
A
kennen
B
kunnen
Slide 6 - Quiz
School(kennen) alle leerlingen.
A
kunnen
B
kan
C
kennen
D
kent
Slide 7 - Quiz
Ik weet niet waar ik al materialen liggen/leggen.
A
liggen
B
leggen
Slide 8 - Quiz
Het werkwoord ‘kennen’ heeft iets te maken met
A
iets weten
B
iets kunnen doen
Slide 9 - Quiz
Na de training leggen/liggen alle vuile tenues op een hoopje.
A
leggen
B
liggen
Slide 10 - Quiz
Je moet de ijsjes meteen in de vriezer [leggen|liggen]!
A
leggen
B
liggen
Slide 11 - Quiz
Vul het juiste werkwoord in.
De dvd's liggen/leggen op de kast.
A
liggen
B
leggen
Slide 12 - Quiz
Leggen of liggen?
In mei ........ alle vogels een ei.
A
leggen
B
liggen
Slide 13 - Quiz
2. De AH-bezorgers ... alle boodschappen op tafel.
A
liggen
B
leggen
Slide 14 - Quiz
Mijn sleutels leggen/liggen nog op tafel dus ken/kan ik het huis niet in.
A
leggen/ken
B
liggen/kan
C
leggen/kan
D
liggen/ken
Slide 15 - Quiz
Liggen of leggen?
A
Ik leg in een deuk.
B
Ik lig in een deuk.
Slide 16 - Quiz
Liggen is rusten
Leggen is iets doen
A
Waar
B
Niet waar
Slide 17 - Quiz
Welk van de volgende twee woorden geeft een beweging aan?
A
liggen
B
leggen
Slide 18 - Quiz
Kies het juiste woord.
Boter moet je in de koelkast [leggen/liggen].
A
Leggen
B
Liggen
Slide 19 - Quiz
Wat is de verleden tijd van liggen?
A
ligde
B
lagen
Slide 20 - Quiz
Wat is de verleden tijd van kunnen
A
kan
B
kon
C
kunde
D
konden
Slide 21 - Quiz
Wat is de verleden tijd van leggen?
A
legde
B
lag
C
lagen
Slide 22 - Quiz
Wat is de verleden tijd van kennen?
A
kon
B
konden
C
kende
D
konnen
Slide 23 - Quiz
More lessons like this
H1 Formuleren leggen/liggen
September 2022
- Lesson with
33 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 4
H1 NN 4-GT Taalverzorging 3 Formuleren
August 2022
- Lesson with
38 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 4
Les 14 juni 2021
June 2021
- Lesson with
13 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
4K H1_Taalverzorging_Formuleren
September 2024
- Lesson with
19 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 4
Taalverzorging Formuleren H6
September 2023
- Lesson with
28 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
lastige werkwoorden
October 2021
- Lesson with
25 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
Les 4k, Taalverzorging: spelling en formuleren
November 2023
- Lesson with
20 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo
Leerjaar 3,4
4TB Taalverzorging H1 les 3
November 2024
- Lesson with
16 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4