2D - Einkaufen K9 - Grammatik

1 / 11
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Was hörst du?

Slide 2 - Slide

Beethoven's Ode an die Freude
                                                                           – uit 1823 – Ode aan de Vreugde

1985 OFFICIEEL EUROPEES VOLKSLIED
Duitse toneelschrijver en filosoof Friedrich von Schiller.
 In 1985 namen de EU- regeringsleiders de hymne over als officieel volkslied van de EU.
Ode an die Freude – hoogtepunten klassieke muziek
Beethoven was toen al doof.
“Het volkslied is niet alleen een symbool van de Europese Unie, maar ook van Europa in ruimere zin. Het gedicht “Ode an die Freude” verwoordt het ideaal van een wereld waar alle mensen als broeders leven, een ideaal waarin Schiller en Beethoven beiden geloofden.”



Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Grammatik (Seite 114)
Was wisst ihr schon: 
1e naamval = onderwerp (ich, du, er/sie/es usw.)
4e naamval = lijdend voorwerp (mich, dich, sich usw.)
und jetzt

Slide 5 - Slide

Der dritte Fall:  3e naamval
MEEWERKEND VOORWERP  (= Dativ)


ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
ik
jij
hij/zij/hetwij
jullie
zij/u
mir
dir
ihm/ihr/ihm
uns
euch
ihnen/Ihnen

Slide 6 - Slide

Welke vragen stel je?
Ich habe dir ihn gegeben - ik heb aan jou hem gegeven
1) wat is gezegde?
2) wie / wat + gezegde = onderwerp > ich
3) wie / wat + gezegde + onderwerp = lijdend voorwerp > ihn
4) aan wie / voor + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp = meewerkend voorwerp  > dir

Slide 7 - Slide

Voorzetsels
Ook hier heb je voorzetsels die ALTIJD met een 3e naamval zijn:

AUS - uit
AUßER - behalve
BEI - bij
MIT - met
NACH - na / naar 
SEIT - sinds
VON  - van / door

ZU - naar (bij personen)
ENTGEGEN - tegemoet
GEGENÜBER - tegenover

Slide 8 - Slide

zu oder nach
nach => bij tijdsbepaling >> nach der Prüfung
nach => richting zonder lidwoord >> nach Hause
zu => bij personen >> zu mir 
zu => bij andere gevallen

Slide 9 - Slide

Zusammen
(ik) ....  bin fertig. Gehst du mit ......... shoppen.
(wij) .... verstehen diese Aufgabe nicht. Könnt ihr mit .... üben?
Du willst mit .... (zij) deine alten Klamotten tauschen.
Er gibt .... (hij) das Buch.
**




nach / zu | Warum gehst du nicht ....  Schule.
nach / zu | Er geht ... dir.
nach / zu | Wir fahren ... links.

Slide 10 - Slide

An die Arbeit

Übung 18 bis zum 24
Klaar? Nakijken
Slim Stampen K9 IEDEREEN 

Slide 11 - Slide