HV1 - grammatica - woordsoorten deel 2

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo, havo, vwo
• Leerjaar 1

HV1 - grammatica

deel 2 

persoonlijke, bezittelijke, aanwijzende & betrekkelijke voornaamwoorden, bijwoorden en voorzetsels

Wat is het verschil tussen een persoonlijk en een bezittelijk voornaamwoord?

Een persoonlijk voornaamwoord verwijst naar een zelfstandig naamwoord en een bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is.

persoonlijk voornaamwoord

bezittelijk voornaamwoord

Ik

heb

jouw

pen

niet

Zij

geeft

zijn

kaartje

aan

ons.

Heb

jij

hem

gezien

op

jullie

feestje?

 gepakt.

Maak twee zinnen.
Zin 1: haar = persoonlijk voornaamwoord
Zin 2: haar = bezittelijk voornaamwoord

1. Heb je het aan haar gevraagd?

2. Haar tas staat bij de voordeur.

persoonlijk voornaamwoord

bezittelijk voornaamwoord

Snapten

jullie

hun

uitleg 

Zijn

grapjes

heb

ik

vaak

gehoord.

naast

Heeft

u

uw

auto

geparkeerd?

beter

dan

de

onze?

de

mijne

Wat is het verschil tussen een aanwijzend en een betrekkelijk voornaamwoord?

1. aanwijzend vnw. --> <--betrekkelijk vnw.
2. <-- aanwijzend vnw. betrekkelijk vnw. -->

Wat is een antecedent?

1. Een woord of woordgroep waarnaar verwezen wordt met een betrekkelijk voornaamwoord.
2. Een woord of woordgroep waarnaar verwezen wordt met een aanwijzend voornaamwoord.
3. Een woord met dezelfde betekenis
4. Een woord waar de zin vooral over gaat.

aanwijzend voornaamwoord

betrekkelijk voornaamwoord

die

dat

deze

dit

dezelfde

wie

wat

welk(e)

hetgeen

soortgelijke

zoiets

Wat is/zijn (het) aanwijzend(e) voornaamwoord(en) in deze zin?
Als we zulke goede afspraken maken, moet je die wel nakomen.

Wat is/zijn (het) betrekkelijk(e) voornaamwoord(en) in deze zin?
De foto's die hij heeft gemaakt vind ik mooier dan deze foto's.

Wat is NIET waar over bijwoorden?

1. Ze geven extra informatie bij een werkwoord.
2. Ze geven extra informatie bij een zelfstandig naamwoord.
3. Ze geven extra informatie bij een bijvoeglijk naamwoord.
4. Ze geven extra informatie bij een ander bijwoord.

Benoem de bijwoorden en geef aan: plaats/richting - tijd/duur - frequentie - wijze - graad - vragend
Hoe hard heb je vandaag weer gereden?

Hoe - vragend

vandaag - tijd/duur

weer - frequentie

Benoem de bijwoorden en geef aan: plaats/richting - tijd/duur - frequentie - wijze - graad - vragend
Ik heb hier nog nooit een heel grote olifant gezien.

hier - plaats/richting

nog nooit - frequentie

heel - graad

Een voorzetsel...

1. geeft een tijd of plaats aan.
2. zegt iets over een bijvoeglijk naamwoord.
3. staat aan het begin van een woordgroep
4. kan je in het meervoud zetten.

In welk rijtje staan alleen voorzetsels?

1. voor, tijdens, soms
2. gedurende, naast, boven
3. 's avonds, op, achter
4. behalve, sinds, omdat

pers.vnw

betr.vnw

voorzetsel

aanw.vnw

bez.vnw

bijwoord

hebben

aandacht

besteed

aan

die

ontzettend

lastige

hun

Zij

wiskundeles

tijdens

ook

sommen.

Heb je nog een vraag over deze woordsoorten? Zo ja, welke?