Check I: kies uit der/die/das
A) ....der..... Montag (dag v/d week)
B) ....die..... Botschaft (eindigt op -schaft)
C) ....das...... Blumchen (eindigt op -chen)
D) ......die.... Wahrheit (eindigt op -heit)
E) .....der..... September (een maand)
F) ......das.... Buchlein (eindigt op lein)
G) .....der.... Sommer (is een seizoen)
H)......die.... Sprache (eindigt op een -e)