Kap. 2 Grammatik A, B, C, D, E

Wat leer ik in deze les?
1. Ik weet wat mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden zijn 
2. Ik weet wanneer ik der, die of das moet gebruiken
3. Ik kan een zelfstandig naamwoord vervangen door er, sie, es
4. Ik ken de werkwoorden haben en sein en kan deze vervoegen in een zin. 
1 / 23
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1-3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Wat leer ik in deze les?
1. Ik weet wat mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden zijn 
2. Ik weet wanneer ik der, die of das moet gebruiken
3. Ik kan een zelfstandig naamwoord vervangen door er, sie, es
4. Ik ken de werkwoorden haben en sein en kan deze vervoegen in een zin. 

Slide 1 - Slide

Lidwoorden
de man
de vrouw
das Buch
de kinderen
der Mann
die Frau
das Buch
die Kinder (meervoud)
Je leerde dat in het Duits alle zelfstandignaamwoorden met een hoofdletter worden geschreven. (Mann, Frau, Kind)

Slide 2 - Slide

Für den nächsten Auftrag brauchst du S. 51/52 und die Lernliste Kap. 2 !

Slide 3 - Slide

stopwatch
00:00
Noem 5 woorden in het Duits met het
lidwoord 'der'? (mannelijk dus...)

Slide 4 - Mind map

der :
- mannelijk personen:
der Mann, der Onkel, der Opa;
- mannelijke dieren;
- mannelijke beroepen;
- de dagen;
- de maanden;
- de dagdelen;
- de jaargetijden.



Woorden die eindigen op een -e
Die Suppe, die Straße
die:
- vrouwelijke personen:
die Frau, die Oma, die Schwester;
- vrouwelijke dieren;
- vrouwelijke beroepen:
die Lehrerin, eindigt op -in;
- woorden op -heit;
-woorden op -keit;
- woorden op - ung;
- woorden op -e .



Slide 5 - Slide

das:
'het'' kan je vervangen door das:
het meisje, het huis;
- verkleinwoorden op -chen en -lein:
das Mädchen, das Buchlein.
die = meervoud :
die Kinder, die Menschen

Slide 6 - Slide

Nu nog 2 meerkeuzen vragen...
h

Slide 7 - Slide

Welk woord is niet mannelijk (der)?
A
Freitag
B
Winter
C
Bruder
D
Hose

Slide 8 - Quiz

Welk woord is vrouwelijk (die)?
A
Stier
B
Katze
C
Sommer
D
Kaninchen

Slide 9 - Quiz

Je gaat nu een sleepvraag maken over Grammatik E (blz. 79)

Slide 10 - Slide

Welk persoonlijk voornaamwoord komt er op de plek van het lidwoord met zelfstandig naamwoord? Sleep het juiste antwoord naar de juiste plek.
Der Mann ist Nett.
Die Frau ist nett.
Das Kind ist nett.
Die Freunden sind nett.
sie
er
es
sie

Slide 11 - Drag question

Die Katze ist lieb. ... ist lieb.
A
Er
B
Sie
C
Es

Slide 12 - Quiz

Die Eltern heißen Erik und Miranda. ... heißen Erik und Miranda.
A
Er
B
Sie
C
Es

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Video

Maak de juiste combinaties
sleep de werkwoorden naar het juiste persoonlijk voornaamwoord op de volgende dia's
Gebruik blz. 77 in je boek!

Slide 15 - Slide

Het werkwoord haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben

Slide 16 - Drag question

Het werkwoord sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind

Slide 17 - Drag question

Haben oder sein?
Vergiss nicht, zu konjugieren (vervoegen)!

Slide 18 - Slide

Das Mädchen ... sehr schön. Haben of sein? Vervoeg ook juist!

Slide 19 - Open question

Die Kinder ... eine Katze. Haben of sein? Vervoeg ook juist!

Slide 20 - Open question

Heb je de stof begrepen?
A
helemaal
B
een beetje
C
niet

Slide 21 - Quiz

Wat vind je nog lastig?

Slide 22 - Open question

Tschüss! 

Slide 23 - Slide