V5 Th 7 Regeling BS 2.2 Hormonale regulatie + BS 3 Zenuwstelsel

V5 - Thema 7 Regeling
BS 1 - regeling en homeostase (hh)
BS 2.1 + 2.2 - hormonale regulatie (hh)
BS3 - het zenuwstelsel
1 / 37
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

V5 - Thema 7 Regeling
BS 1 - regeling en homeostase (hh)
BS 2.1 + 2.2 - hormonale regulatie (hh)
BS3 - het zenuwstelsel

Slide 1 - Slide

Geef aan: positieve of negatieve terugkoppeling.

De bloedsuikerspiegel wordt constant gehouden.
A
positieve terugkoppeling
B
negatieve terugkoppeling
C
allebei

Slide 2 - Quiz

Positieve of negatieve terugkoppeling?
A
positief
B
negatief

Slide 3 - Quiz

???? feedback
??? feedback

Slide 4 - Slide

negatieve feedback
positieve feedback

Slide 5 - Slide

Hormoon klieren = endocrien
  • endocriene klieren (zonder afvoerbuis; exocriene = met)
  • endocriene klieren geven stoffen af via secretie; exocriene klieren geven stoffen af via excretie
  • voorbeelden van endocriene klieren zijn: hypofyse, schildklier, bijnieren, teelballen en eierstokken

Slide 6 - Slide

Hypothalamus: produceert Releasing hormones die de hypothalamus aanzetten tot het maken van hormoonstimulerende stoffen
De hypothalamus is een onderdeel van de hersenen.

De hypothalamus beïnvloedt de hypofyse
De hypofyse is de hormoonklier

Er is een hypofyse voorkwab en een achterkwab

Slide 7 - Slide

Hypofyse
  • midden van je hoofd
  • net onder de hypothalamus
  • 2 kwabben: voor en achter
  • produceert de hormoonklier stimulerende hormonen: thyreoïdstimulerend hormoon (TSH), follikelstimulerend hormoon (FSH) en luteïniserend hormoon (LH). 

Slide 8 - Slide

Hypofyse

Slide 9 - Slide

Hypofyse

Slide 10 - Slide

Hypofyse
BINAS 89C

Slide 11 - Slide

Voorbeelden van regelkringen (BINAS 89C)

Slide 12 - Slide

Neurohormonen
  • gevormd dmv neuronen
  • antidiuretisch hormoon (ADH) en oxytocine
  • 2 typen:
    - inhibiting hormonen (IH) -> remt productie      
       groeihormoon en prolactine hypofyse voorkwab 
    - releasing hormonen (RH) -> stimuleert productie
      TSH, FSH LH, groeihormoon, prolactine, adrenocorticotroop        hormoon) vb.: TSH-RF : stimuleert aanmaak TSH door de
      voorkwab

Slide 13 - Slide

Hypofyse hormonen
Adrenocorticotroop hormoon (ACTH)
  • geproduceerd bij stress
  • bevordert de aanmaak van hormonen (cortisol, adrenaline) in de bijnierschors

Groeihormoon (GH)
  • regelt de groei en ontwikkeling
  • stimuleert in puberteit de groei van de beenderen
  • te veel: reuzengroei, te weinig: dwerggroei

Slide 14 - Slide

Hypofyse hormonen
Follikelstimulerend hormoon (FSH) en luteïniserend hormoon (LH)
  • beïnvloeden ovaria en testes

Prolactine 
  • melk productie 

Oxytocine 
  • weeën, melkproductie
  • knuffelhormoon: hechtingsband 

Slide 15 - Slide

Hypofyse hormonen
Antidiuretisch hormoon (ADH)
  • resorptie (terughalen naar het bloed van) water in de nieren 
  • urineproductie = diurese
  • regelt osmotische waarde van het bloed

NB: Antidiurese = anti urineproductie = ADH hoog dan weinig urine; ADH laag dan veel urine

Slide 16 - Slide

Je bent verdwaald in de woestijn...
A
ADH hoog
B
ADH laag

Slide 17 - Quiz

Schildklierhormoon thyroxine
  • ligt in de hals voor het strottenhoofd
  • thyroxine = schildklierhormoon
  • beïnvloedt verbranding van glucose
  • stimuleert groei en ontwikkeling bij kinderen

  • jodium nodig voor de productie
  • remt productie TSH
  • TSH stimuleert productie thyroxine

Slide 18 - Slide

Schildklierhormoon thyroxine
gevolgen bij een niet goed werkende schildklier
te veel:
  • stofwisseling neemt toe 
  • gewichtsverlies
te weinig
  • stofwisseling neemt af
  • gewichtstoename
 bij kinderen gevolgen voor ontwikkeling centrale zenuwstelsel en groei

Slide 19 - Slide

Spijsverteringshormonen BINAS 89A
kliercellen in de alvleesklier en maag- en darmwand
  • gastrine: stimuleert maagsapproductie
  • secretine: stimuleert lever tot de productie van gal
  • cholecystokinine: stimuleert afgifte gal door galblaas
Dus:
Maag (gastrine), twaalfvingerige darm (secretine), lever (gal), alvleesklier (natriumwaterstofbicarbonaat NaHCO3) (!) dus pH twaalfvingerige darm stijgt/daalt (!) dus cholecystekinine reguleert galblaas: gal en alvleesklier: secretie van enzymen.


Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Spijsverteringshormonen: alvleesklier
alvleeskliersap cellen

  • spijsverteringssap afgegeven via twaalfvingerigedarm
  • exocriene klier (=met afvoerbuis)
eilandjes van Langerhans tussen cellen van alvleesklier
  • alpha cellen: glucagon
  • bèta cellen: insuline
  • reguleren bloedsuikerspiegel

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Verschil: Gezond - Diabetes Type 1 of 2

Slide 24 - Slide

Wat voor type klier is de alvleesklier?
A
Endocrien
B
Exocrien
C
Beide

Slide 25 - Quiz

nieren en bijnieren
nieren
  • erytropoëtine = epo: stimulatie erytrocyten (bloed dikker)
bijnieren
  • kapjes boven de nieren bestaande uit schors en merg
  • reageert op stress
    - adrenaline (merg) - toename glucose, hartslag en      
      ademhaling om te "vluchten of te vechten"
    - ACTH (schors) - stimuleert cortisol =stresshormoon
      verhoogt afweersysteem en de glucoseconcentratie

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Huiswerk
Lees de rest van BS 2.2 en maak de opdrachten 15 t/m 26 (NIET 17, 20, 22) + Olympiade opdracht volgende dia

zijn hier vragen over? 

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Volgorde 2 - 4 - 3, want hoge productie bij 1 van H zorgt voor sterke remming vanuit h (=2) waardoor H minder gaat produceren als gevolg van sterke remming(=4) en h dus afneemt en minder gaat remmen (=3)

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Link

Slide 32 - Link

V5 - Thema 1 Regeling
BS1 - regeling en homeostase (hh)
BS2 - hormonale regulatie (hh)
BS3 - het zenuwstelsel

Slide 33 - Slide

Leerdoelen - BS3
Na deze les kun je: 
  • de bouw en de signaalverwerking van de verschillende type neuronen beschrijven.
  • de bouw en de functies ende werking van het zenuwstelsel beschrijven. 

Slide 34 - Slide

Begrippen BS3
zenuwstelsel
centrale zenuwstelsel
perifere zenuwstelsel
animale zenuwstelsel
autonome (vegetatieve) zenuwstelsel
prikkels
impulsen
prikkels
receptoren
impulsen
receptoren
conductoren 
effectoren
neuronen (zenuwcellen)
glijcellen
neurotransmitters
dendriet
axon (neuriet)
myeline schede
cellen van Schwann
cell junction 
synapsen
sensorische neuronen
schakel neuronen
motorische neuronen
zenuwen
grote hersenen
kleine hersenen
grijze stof
witte stof
merg
hersenschors
hersenstam
verlengde merg
hersen centra
gevoel/beweging centra

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Video

Huiswerk
rond BS2 af en 
lees BS3
maak de opdrachten 22-24

Slide 37 - Slide