This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Willkommen zum Deutschunterricht
29. September 2021
Slide 1 - Slide
Was machen wir heute?
1. Wiederholung starke Verben
2. Uitleg keuzevoorzetsels
3. Korte quiz
4. Opdrachten
Slide 2 - Slide
Lernziele
- Aan het eind van de les weten jullie wat de keuzevoorzetsels zijn.
- Aan het eind van de les weten jullie wanneer je bij een keuze voorzetsel de 3e en/of 4e naamval krijgt en kunnen jullie dit in eenvoudige zinnen toepassen.
Slide 3 - Slide
Weißt du es noch?
Bij sterke werkwoorden verandert de klinker bij de vormen van .................. en ..............
De a verandert in ............. en de e verandert in ..... of .....
Slide 4 - Slide
starke Verben
Bij sterke werkwoorden verandert de klinker bij de vormen van ....du .............. en ......er,sie,es,man........
De a verandert in ....ä......... en de e verandert in ..i... of ....ie.
Slide 5 - Slide
a ...... ä
ich schlafe ................ du schläfst
ich trage ................du trägst
wir lassen .................. er lässt
Slide 6 - Slide
e ...... i/ie
ich lese ................ du liest
ich helfe ................du hilfst
wir vergessen .................. er vergisst
Slide 7 - Slide
Keuzevoorzetsels
Jullie weten dat er voorzetsels zijn die een derde naamval krijgen en voorzetsel met een vierde naamval. We gaan hier nog een groep aan toevoegen.
Slide 8 - Slide
Voorzetsels 3e en 4e naamval
Slide 9 - Slide
De keuzevoorzetsels
Slide 10 - Slide
DATIV (3e naamval)
je krijgt een antwoord op de vraag : wo? (=waar)
ERGENS ZIJN = TOESTAND
Slide 11 - Slide
Voorbeeld
Er steht vor d... Tür(v).
waar staat hij? "voor de deur" dus DATIV
Er steht vor der Tür.
Slide 12 - Slide
Akkusativ (4e naamval)
je krijgt een antwoord op de vraag: wohin?(=waarheen)
ERGENS KOMEN = BEWEGING
Slide 13 - Slide
Voorbeeld
Er springt in d... Wasser(o).
waarheen? springt hij "in het water" dus Akkusativ
Er springt in das Wasser.
Slide 14 - Slide
Ezelsbruggetje 1
Dezelfde situatie = derde naamval
(toestand, ergens zijn --> wo)
Verandering = vierde naamval
(beweging, ergens komen --> wohin)
Slide 15 - Slide
Ezelsbruggetje 2
Een auto met vier wielen rijdt
Een auto met drie wielen staat stil
Beweging is 4e naamval
Stilstaand is 3e naamval.
Slide 16 - Slide
7/2 regel
Wo? Wann? Wohin?=geen antwoord?
7 =an, hinter, neben , vor, unter, zwischen, in --> 3e naamval
2 = auf, über--> 4e naamval
Ich warte auf meine Mutter.
Der Vater ist stolz auf seinen Sohn.
Er weiß sehr viel über mich.
LET OP! Alleen als het én geen beweging én geen zich bevinden is!
Slide 17 - Slide
Hoeveel Wechselpräpositionen kent het Duits?
A
7
B
8
C
9
D
10
Slide 18 - Quiz
Welke zin is fout?
A
Ich setze mich neben die Frauen.
B
Ich sitze neben den Frauen
C
Ich gehe in das Schwimmbad
D
Ich schwimme in das Schwimmbad
Slide 19 - Quiz
Welke vraag stel je om een vierde naamval te bepalen bij de keuzevoorzetsels?
A
Wohin?
B
Wo?
C
Wodurch?
D
Wovon?
Slide 20 - Quiz
Das Buch liegt auf d... Tisch(m).
A
dem
B
den
Slide 21 - Quiz
Das Bild hängt an d... Wand(v).
A
die
B
der
Slide 22 - Quiz
Er geht in d... Disko(v).
A
die
B
der
Slide 23 - Quiz
Es fällt hinter dein... Stuhl(m).
A
deinem
B
deinen
Slide 24 - Quiz
Welke vraag stel je om een derde naamval te bepalen bij de keuzevoorzetsels?
A
Wohin?
B
Wo?
C
Wodurch?
D
Wovon?
Slide 25 - Quiz
Aufgaben - 15 min
Seite 259 Aufgabe 6 und 7
Seite 258 Aufgabe 2,3 und 4 ( starke Verben)
Fertig? Lerne die Wörter Seite 344
Slide 26 - Slide
Controle leerdoelen
- Aan het eind van de les weten jullie wat de keuzevoorzetsels zijn.
- Aan het eind van de les weten jullie wanneer je bij een keuze voorzetsel de 3e en/of 4e naamval krijgt en kunnen jullie dit in eenvoudige zinnen toepassen.