Keuzevoorzetsels

Willkommen zum Deutschunterricht
14. Januar 2021
1 / 25
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Willkommen zum Deutschunterricht
14. Januar 2021

Slide 1 - Slide

Was machen wir heute?
1. Herhaling keuzevoorzetsels
2. Korte quiz

Slide 2 - Slide

Lernziele
- Aan het eind van de les weten jullie wat de keuzevoorzetsels zijn.

 

- Aan het eind van de les weten jullie wanneer je bij een keuze voorzetsel de 3e en/of 4e naamval krijgt en kunnen jullie dit in eenvoudige zinnen toepassen.

Slide 3 - Slide

Keuzevoorzetsels


Jullie weten dat er voorzetsels zijn die een derde naamval krijgen en voorzetsel met een vierde naamval. We gaan hier nog een groep aan toevoegen.

Slide 4 - Slide

Voorzetsels 3e 

en 4e naamval

Slide 5 - Slide

De keuzevoorzetsels

Slide 6 - Slide

DATIV (3e naamval)

je krijgt een antwoord op de vraag : wo? (=waar)

                                                   


ERGENS ZIJN = TOESTAND

Slide 7 - Slide

Voorbeeld

Er steht vor d... Tür(v).

waar staat hij? "voor de deur" dus DATIV

Er steht vor der Tür.

Slide 8 - Slide

Dativ (3e naamval)
Je krijgt een antwoord op de vraag: wann? (= wanneer).

Slide 9 - Slide

Voorbeeld
Er steht immer früh auf an d.... Morgen (m)

Wanneer staat hij op? in de ochtend dus Dativ

Er steht immer früh auf an dem Morgen.

Slide 10 - Slide

Akkusativ (4e naamval)

je krijgt een antwoord op de vraag: wohin?(=waarheen)


ERGENS KOMEN = BEWEGING

Slide 11 - Slide

Voorbeeld

Er springt in d... Wasser(o).

waarheen? springt hij "in het water" dus Akkusativ

Er springt in das Wasser.

Slide 12 - Slide

7/2 regel
Wo? Wann? Wohin?=geen antwoord?

7 =an, hinter, neben , vor, unter, zwischen, in --> 3e naamval

2 = auf, über--> 4e naamval

Ich warte auf meine Mutter.
Der Vater ist stolz auf seinen Sohn.
Er weiß sehr viel über mich. 
 
LET OP! Alleen als het én geen beweging én geen zich bevinden is!

Slide 13 - Slide

Ezelsbruggetje 1
Dezelfde situatie = derde naamval
(toestand, ergens zijn --> wo)

Verandering = vierde naamval
(beweging, ergens komen --> wohin)

Slide 14 - Slide

Ezelsbruggetje 2
Een auto met vier wielen rijdt

Een auto met drie wielen staat stil

Beweging is 4e naamval
Stilstaand is 3e naamval.

Slide 15 - Slide

Hoeveel Wechselpräpositionen kent het Duits?
A
7
B
8
C
9
D
10

Slide 16 - Quiz

Welke vraag stel je om een derde naamval te bepalen bij de keuzevoorzetsels?
A
Wohin?
B
Wo?
C
Wodurch?
D
Wovon?

Slide 17 - Quiz

Welke vraag stel je om een vierde naamval te bepalen bij de keuzevoorzetsels?
A
Wohin?
B
Wo?
C
Wodurch?
D
Wovon?

Slide 18 - Quiz

Das Buch liegt auf d... Tisch(m).
A
dem
B
den

Slide 19 - Quiz

Das Bild hängt an d... Wand(v).
A
die
B
der

Slide 20 - Quiz

Er geht in d... Disko(v).
A
die
B
der

Slide 21 - Quiz

Es fällt hinter dein... Stuhl(m).
A
deinem
B
deinen

Slide 22 - Quiz

Welke zin is fout?
A
Ich setze mich neben die Frauen.
B
Ich sitze neben den Frauen
C
Ich gehe in das Schwimmbad
D
Ich schwimme in das Schwimmbad

Slide 23 - Quiz

Controle leerdoelen
- Aan het eind van de les weten jullie wat de keuzevoorzetsels zijn.
- Aan het eind van de les weten jullie wanneer je bij een keuze voorzetsel de 3e en/of 4e naamval krijgt en kunnen jullie dit in eenvoudige zinnen toepassen.

Slide 24 - Slide

Vielen Dank!
Das war es!

Slide 25 - Slide