Werkwoorden

Nederlands
B1b
17 februari
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 1,2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Nederlands
B1b
17 februari

Slide 1 - Slide

Leesboek

Slide 2 - Slide

Werkwoorden

Zelfstandig werkwoord 
 Hulpwerkwoord 

Slide 3 - Slide

Lesdoelen

- Je weet wat werkwoorden zijn en kan ze herkennen.

- Je weet wat het verschil is tussen een zelfstandig- en hulpwerkwoord en kan het verschil herkennen. 

Slide 4 - Slide

Wat zijn werkwoorden?

Slide 5 - Open question

Ik weet wat het verschil is tussen een zelfstandig werkwoord en een hulpwerkwoord.
A
Ja
B
Nee

Slide 6 - Quiz

ZELFSTANDIG WERKWOORD (ZWW)
  • Het zelfstandig werkwoord is het belangrijkste werkwoord in de zin.
  • Het zelfstandig werkwoord geeft aan wat het onderwerp doet.
  • Het zelfstandig werkwoord heeft een duidelijke betekenis. 
  • Het zelfstandig werkwoord kan als enige werkwoord in een zin staan. 
  • Er staat maar één zelfstandig werkwoord in een zin. 
  • Wanneer een werkwoord de handeling / actie aangeeft, spreek je van een zelfstandig werkwoord. (zww)
Lieke zwemt elke zaterdag.



Slide 7 - Slide

Hulpwerkwoord (hww)
Meer werkwoorden in de zin?
Dan is er (minstens) één het hulpwerkwoord.
Het hulpwerkwoord geeft "hulp" aan het zelfstandige werkwoord om een tijd of een uitdrukking te maken. 
Het hulpwerkwoord heeft zelf geen duidelijke betekenis. 

Ik heb gegeten.

Slide 8 - Slide

Zelfstandig werkwoord / hulpwerkwoord



- zelfstandige werkwoorden kun je niet weglaten in een zin

- hulpwerkwoorden kan je weglaten in een zin

Slide 9 - Slide

Mijn vader heeft het hek geschilderd

Werkwoorden?

Hulpwerkwoord/ zelfstandig werkwoord?


Plek van het zelfstandig werkwoord?

Slide 10 - Slide

Mijn vader heeft het hek geschilderd
heeft 
geschilderd

Slide 11 - Slide

Mijn vader heeft het hek geschilderd
Mijn vader schildert het hek.

Heeft is hww
geschilderd  is zww

Slide 12 - Slide

De dokter had haar onderzocht.

HWW =
A
onderzocht
B
had
C
dokter
D
de

Slide 13 - Quiz

Ik heb altijd al willen vliegen.
Wat is het hww?
A
ik heb
B
altijd al
C
vliegen
D
heb willen

Slide 14 - Quiz

Ik ben naar huis gelopen.

Het laatste werkwoord is een:
A
hulpwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord

Slide 15 - Quiz

Is het woord tussen haakjes een zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Ik heb gegeten.( heb)
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 16 - Quiz

Ineke gaat naar de stad.
gaat = ?
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 17 - Quiz

Ik kan nu een hulpwerkwoord en/ of een zelfstandig werkwoord in de zin herkennen.
A
Ja
B
Nee

Slide 18 - Quiz

Maken..
§ 6 WS Zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord
Cursus 5 Grammatica

Opdracht 1 t/m 5

Slide 19 - Slide