- Berg je telefoon op in de tas en ga op je plaats zitten
- Ipad en leesboek op tafel
- log alvast in op Lesson Up
timer
1:00
1 / 15
next
Slide 1: Slide
This lesson contains 15 slides, with interactive quiz and text slides.
Items in this lesson
Hallo allemaal
- Berg je telefoon op in de tas en ga op je plaats zitten
- Ipad en leesboek op tafel
- log alvast in op Lesson Up
timer
1:00
Slide 1 - Slide
Lezen
timer
10:00
Slide 2 - Slide
HW checken
Als het goed is heb je deze in je ebook (leermiddelen Nederlands) gemaakt, zo niet dan leg je de opdrachten in je schrift open op je tafel voor controle.
timer
3:00
Slide 3 - Slide
2.5: grammatica
korte terugblik
Dictee maken op je ebook van het onderdeel spelling.
10 minuten in stilte!
timer
10:00
Slide 4 - Slide
Lesdoelen
Je kent:
- de betekenis van verschillende schooltaalwoorden;
- de betekenis van verschillende woorden uit teksten;
Je kunt:
- de betekenis van woorden vinden door ervoor of erna te lezen;
B: §3.10, over taal
K: §3.10, over taal
Slide 5 - Slide
Hoe ziet de les eruit?
Wie
ronde 1
ronde 2
Basis
bespreken van de woorden
§3.10, opdracht 24 en 25 van over taal
Kader
§3.10, opdracht 29 en 30 van over taal.
bepreken van de woorden
Slide 6 - Slide
Woorden voor Basis
aandachtig – met veel aandacht
aangezien – omdat
eventueel – als het nodig is
gebruikelijk – gewoon
geschikt – bruikbaar
inmiddels – ondertussen
kortom – kort gezegd
nuttig – bruikbaar
ronduit – eerlijk, zonder eromheen te draaien
uiteindelijk – op het laatst
Maak een zin met 1 van bovenstaande woorden.
kader zw
opdr 29 &30
Slide 7 - Slide
de jaren zestig – 1960 tot en met 1969
ondanks – ook al is het zo, dan toch…
actief – bezig, met actie, niet passief
passief – zonder iets te doen, niet actief
regelmatig – vaak
niets liever dan – het allerliefst
afronden – afmaken
de smaak te pakken hebben – iets leuk vinden en er dan niet meer mee willen stoppen
het product – iets dat in een fabriek is gemaakt of op het land groeit
ontstaan – beginnen te bestaan
leiden tot – zorgen dat iets anders gebeurt, een gevolg hebben
Slide 8 - Slide
Stappenplan moeilijke woorden
Als je bij het lezen een moeilijk woord tegenkomt, kun je het opzoeken in een woordenboek.
Vaak is dat niet nodig. Gebruik het stappenplan.
Als je een woord leest dat je niet begrijpt, lees je een stukje terug of een stukje verder in de tekst. Soms zie je dan iets dat het tegenovergestelde is van het moeilijke woord. Dat helpt je om het moeilijke woord te begrijpen.
Slide 9 - Slide
In het pretpark klom Tim behendig over de hindernisbaan. Ik ben niet zo handig, ik deed er veel langer over.
behendig =
Tim ontkent dat hij al eerder in dit pretpark is geweest, maar volgens mij is dat wel zo.
ontkent =
‘Straks val je uit dat karretje,’ zegt die pessimist. Ik denk dat het goed komt.
pessimist =
Slide 10 - Slide
Woorden voor kader
aandachtig – met veel aandacht
combineren – samenvoegen
definitie (de) – omschrijving
eventueel – misschien
gebruikelijk – gewoon
geschikt – goed bruikbaar voor iets
nuttig – bruikbaar
ronduit – beslist
typisch – kenmerkend
vanzelfsprekend – uiteraard
verband (het) – samenhang
Maak eens een zin met 1 van de bovenstaande woorden.
architect (de) – iemand die gebouwen ontwerpt
attractie (de) – iets waar je naartoe gaat om je te vermaken
avonturier (de) – iemand die erop uit is van alles te beleven
gevolg (het) – iets dat na en door iets anders gebeurt
modern – van deze tijd
neerslag (de) – water dat uit de lucht op aarde valt, als regen, sneeuw of hagel
omtoveren – plotseling heel erg veranderen
onlangs – korte tijd geleden
ontstaan – beginnen te bestaan
oorspronkelijke – oudste
Slide 11 - Slide
Stappenplan moeilijke woorden
‘Het spijt me,’ zei onze leraar, ‘ik moet de toetsen nog corrigeren. Ik hoop dat ik morgen klaar ben met nakijken.’
Vroeger was hij altijd sterk en fit, maar nu is de gezondheid van mijn opa erg broos.
Grote posters met heerlijk fruit promoten de gezonde snacks in de kantine. Maar je kunt nog zo veel reclame maken, wij hebben toch liever een broodje kroket!
Om te zorgen dat er minder ongelukken gebeuren met racefietsers op de weg, moet elke groep een wegkapitein hebben. Die fietst voorop, kent de route en zegt hoe de fietsers zich moeten gedragen.
Kun jij de betekenis van de vetgedrukte woorden achterhalen door stap 1 van het stappenplan toe te passen?
Slide 12 - Slide
Aan het werk
B: blok 3, over taal, §3.10, opdracht 24, 25
K: blok 3, over taal, §3.10, opdracht 29, 30
klaar? maak je dictee af als dit nog niet klaar was, daarna ga je de woorden oefen op studygo of lezen in je leesboek
in je ebook
Slide 13 - Slide
Afsluiting les
Hoe goed ken ik de woorden van over taal als. 0 is nog helemaal niet, 5 ik ken tussen de
Ik ken er nog geen
Ik ken er minder dan 10
Ik ken er al meer dan 10
Ik ken ze allemaal al.
Slide 14 - Poll
Huiswerk
B: blok 3, over taal, §3.10, opdracht 24, 25 en het dictee van spelling
K: blok 3, over taal, §3.10, opdracht 29, 30 en het dictee van spelling