Je weet wat het verschil is tussen sociale en regionale ongelijkheid.
Je kunt de Gini-coëfficiënt gebruiken om sociale ongelijkheid vast te stellen.
Je kunt een voorbeeld noemen van sociale ongelijkheid in je eigen omgeving.
Je kunt een voorbeeld noemen van regionale ongelijkheid in je eigen omgeving.
Slide 2 - Slide
Sociale ongelijkheid
> BNP zegt iets over gemiddelde van alle inwoners in een land.
> Maar heeft iedereen evenveel?
Slide 3 - Slide
Sociale Ongelijkheid
> Nee, sommige hebben erg veel, andere bijna niets.
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Sociale Ongelijkheid
> Sociale ongelijkheid is dus,
Ongelijkheid in leefomstandigheden
(welvaart, gezondheid, woonomstandigheden), binnen een groep mensen.
Schoon drinkwater, gezondheidiszorg, onderwijs, woning, etc.
Slide 6 - Slide
Opdracht 1
In Silicon Valley, Californië, wonen veel bekende miljonairs. Echter wonen er ook veel mensen op straat. Is hier sprake van sociale ongelijkheid, verklaar je antwoord.
Slide 7 - Slide
Opdracht 2
Naar welke kenmerken kan gekeken worden om te bepalen of er in een gebied sprake is van sociale ongelijkheid ?
Slide 8 - Slide
Formeel & Informeel
> Zwart & Wit,
> Belasting & geen belasting betalen,
> BNP & geen BNP
> Groot of klein produceren
Slide 9 - Slide
Scharreleconomie
Werk doen op kleine schaal,
Je betaalt geen belasting,
Kan: Meerdere kleine beroepen
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Opdracht 3
In welke sector worden de verdiensten uit het werk niet meegerekend in de officiële telling van het BNP?
Slide 13 - Slide
Regionale Ongelijkheid
Slide 14 - Slide
Regionale Ongelijkheid
Verschillen in welvaart en welzijn tussen gebieden.
Zowel in een land als in een stad.
Hoop: Arme mensen trekken richting rijkere gebieden.
Ook in rijke landen > London salaris 40% hoger dan omgeving.
Slide 15 - Slide
Bron GB55, Kaart 55H Nederland Inkomens
Slide 16 - Slide
Opdracht 4
Wat is het grote verschil tussen sociale ongelijkheid en regionale ongelijkheid?
Slide 17 - Slide
Beroepsbevolking
> Alle mensen die tegen betaling werken
3 sectoren
- Primair: landbouw, mijnbouw, visserij
- Secundair: industrie, ambacht, bouw
- Tertiair: handel, verkeer, overheidsdiensten, banken en verzekeringen
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Opdracht 5
Als je naar de vorige kaart kijkt. Wat valt je dan op tussen de sector waarin mensen werken en het inkomen in het land?
Slide 20 - Slide
Actie
- Beantwoord de 5 opdrachten uit het filmpje. Stuur de antwoorden naar je docent.