Periode 4: Week 1

English
1 / 18
next
Slide 1: Slide
EngelsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 18 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

English

Slide 1 - Slide

To Do:
  • Studiewijzer
  • Writing: Worksheet 1
  • Taalblokken  - Unit 1.3 Writing
-Learning goals
-Signal words
-1.3 Writing

Slide 2 - Slide

Writing -Worksheet 1
Exercise 1: Match the definitions to the words.
Exercise 2: Read the email and find the correct sentences.
Exercise 3: Read this email from your English-speaking friend Blake and the notes you have made. Write your email to Blake, using all the notes, in about 100 words.


timer
20:00

Slide 3 - Slide

Planning
-Studiewijzer
-Schrijfexamen: 12 april

Slide 4 - Slide

Learning Goals
At the end of this lesson you should be able to:

  • write short texts with a certain goal and reader in mind.
  • use signal words in your writing.

Slide 5 - Slide

Signal Words
Je kunt van twee zinnen één langere zin maken. Je gebruikt dan een voegwoord. De meest gebruikte zijn and, but, or en because.


Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Welk voegwoord?
  1. They studied really hard, .... they did not pass the test.
  2. Would you like some coffee .... tea?
  3. They passed the test, ......... they studied really hard.
  4. We went shopping ........ afterwards we had dinner in a fancy restaurant. 

Slide 8 - Slide

Building Blocks A2-Unit 1
Building Blocks A2-Unit 1
1.3 Writing: exercise 1-13

Klaar?
Spelling & Grammatica A2





Slide 9 - Slide

Zelfstandige naamwoorden
Lidwoorden : a / an / the / geen lidwoord

  • zelfstandig naamwoord begint met een medeklinkerklank: a      >  a table
  • zelfstandig naamwoord begint met een klinkerklank: an   > an apple
  • bepaald lidwoord / meervoud : the  > the (only) doctor 
  • geen lidwoord: at school / in hospital  / in het algemeen


* uniform
*hour
*only child

Slide 10 - Slide

Gebruik: the / a / an /--

Slide 11 - Slide

Zelfstandige naamwoorden: meervoud
  • Bij de meeste woorden -s of -es aan het woord plakken.
one chair - two chairs                one pizza- two pizzas                one boy- two boys
one kiss -   two kisses                one box- two boxes                    one play - two plays

  • Eindigt woord op medeklinker + y => -y wordt ies
one country - two countries         one strawberry -two strawberries

  • Eindigt woord op een -o => -es toevoegen.
one tomato - two tomatoes            one potato - two potatoes



Slide 12 - Slide

Zelfstandige naamwoorden: meervoud
  • Eindigt woord op een -f of -fe => -ves toevoegen
one  shelf >two  shelves                 one knife> two knives

  • sommige woorden hebben eigen meervoud > uit je hoofd leren. 
one mouse > two mice           one (wo)man > two (wo)men  one foot >two feet

  • sommige woorden blijven hetzelfde in het meervoud.
one fish > two fish           one sheep> two sheep    one deer> two deer

Slide 13 - Slide

Maak het meervoud van:

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

1.3 Writing: Past simple
Past Simple: Regular Verbs
- verleden tijd
- de actie of gebeurtenis is nu gestopt
- je voegt -ed toe aan het werkwoord.

I visited London two years ago.  (to visist)
We travelled by plane.  (to travel)
He lived in Groningen during his childhood.  (to live)


Slide 16 - Slide

1.3 Writing: Past simple
Past Simple: Irregular Verbs  > Learn by heart
- verleden tijd
- de actie of gebeurtenis is nu gestopt
- de vorm van het werkwoord verandert.

I went to London two years ago.   (to go)
We took a flight to Luton Airport.  (to take)
He was brought up in Groningen.   (to bring up)





Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video