Les Nederlands naamwoordelijk gezegde deel 2

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Programma

• Boek ?
• Nakijken werkwoordelijk gezegde
• Het naamwoordelijk gezegde
  
• Oefeningen

Boektitels voor nieuwe leeservaringsverslag

Onderdelen grammatica voor de toets

• De PV en de eenzinsdeelproef
• Het onderwerp
• Het gezegde (WWG, NWG)
• Lijdend voorwerp
• Meewerkend voorwerp
• Bijwoordelijke bepaling

Nakijken oefeningen Werkwoordelijk gezegde (WWG)

Oefening 6 zin 4

• De zorgzame joost gaf zijn meester grote hoeveelheden beschuit en thee.
• De zorgzame joost │gaf │zijn meester │grote hoeveelheden beschuit en thee.
  

Oefening 6 zin 3

• Op een mooie morgen zat heer Ollie in het zonnetje te ontbijten.
• Op een mooie morgen  │zat │heer Ollie │ in het zonnetje │te ontbijten.
  

Oefening 6 zin 7

• Bij het zien van een advertentie wond Bommel zich ineens erg op.
• Bij het zien van een advertentie │wond │Bommel │zich │ineens │erg │op.

Oefening 6 zin 11

• Joost moest onmiddellijk de schildersspullen van Bommel in de tuin gaan zetten. 
• Joost │moest │onmiddellijk │ de schildersspullen van Bommel │in de tuin │ gaan zetten.

Zijn of doen?

De dokter │ helpt │ zieke mensen. (wwg)

(doen)

De dokter │is │zelf │bijna nooit │ziek. (nwg)

(zijn)

Schijnen

De juf schijnt leuk te zijn. → schijnt leuk te zijn = nwg

(zijn)

De juf schijnt met de zaklamp. → schijnt = wwg

(doen)

Lijstje 'zijn' woorden

Zijn

worden

blijven

lijken

schijnen

heten

voorkomen, dunken

Oefening 8, zin 1

• Ik wil  het liefst een schatrijke voetballer  worden.
• 
  
• Ik │wil │ het liefst │een schatrijke voetballer │ worden.
• (zijn)

• Oefening 8 zin 6

• Hoe lang zal die zanger nog populair blijven?
• Hoe lang │zal │die zanger │nog │populair │ blijven?
• (Zijn)

Maak opdracht 8 verder af