Les 13 Leesvaardigheid

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Maandag 11 januari 2021 (online les)

• 10 minuten stillezen
• Terugblik en samen oefenen
  
• Aan de slag!

Vorige les heb je geleerd...

...welke verbanden bij de signaalwoorden horen (Blok 5).

...hoe je de delen van een verband moet noteren.

...op welke 4 manieren alinea's met elkaar verbonden kunnen zijn.

Deze les ga je...

...de stof van vorige lessen herhalen.

Welke signaalwoorden
ken je nog?

Welke verbanden
ken je nog?

WAAR

 NIET

WAAR

Signaalwoorden geven alleen verbanden aan tussen woorden en zinnen.

Een signaalwoord zorgt ervoor dat je een bepaald verband kunt herkennen.

Een signaalwoord is één woord.

Sleep het juiste verband naar het juiste signaalwoord.

om ... te

maar

verder

zo

uitspraak-tegenstelling

uitspraak-opsomming

middel-doel

uitspraak-voorbeeld

Sleep het juiste verband naar het juiste signaalwoord.

daardoor

doordat

want

hetzelfde als

oorzaak-gevolg

uitspraak-vergelijking

uitspraak-reden

4 manieren om alinea's met elkaar te verbinden:

1. Met een signaalwoord

Het signaalwoord aan de begin van een alinea geeft het verband aan met de vorige alinea.

2. Door herhaling van een woord of woordgroep

Aan het begin van een alinea worden woorden of woordgroepen uit de vorige alinea herhaald.

4 manieren om alinea's met elkaar te verbinden:

3. Door overgangszinnen met een verwijzing

In een van de eerste zinnen staat een verwijzing naar iets wat eerder is gezegd, in de vorm van een verwijswoord.

4. Door aankondigende zinnen

De zin/de zinnen aan het einde van een alinea vertellen wat je in de volgende alinea kunt verwachten.

Samen oefenen met een tekst

• Lees de tekst op https://www.nu.nl/economie/6100053/schiphol-zag-zeven-op-de-tien-reizigers-verdwijnen-in-2020.html (of op de volgende slides)
• We bespreken de tekst samen
  

Vragen

1. Waar verwijst 'Dat' (r. 1 ) naar?

2a. Welk signaalwoord voor uitspraak-opsomming zie je in alinea 1?

2b. Noteer de delen van het verband.

3a. Op welke manier zijn alinea 2 en 3 met elkaar verbonden?

3b. Aan welk(e) woord(en) zie je dat?

Vragen

4. Welk verband hoort bij het signaalwoord 'doordat' (alinea 5)?

- Wat zijn de twee delen van dit verband?

6. Wat is het tekstdoel?

7. Wat is de tekstsoort?

Aan de slag!

Maak de vragen op de volgende slides

LessonUp: Les 13 Leesvaardigheid

slide 17 t/m 27

Maak een zin met een signaalwoord.

Wat is geen functie van signaalwoorden
in een tekst?

1. Signaalwoorden helpen de lezer.
2. Signaalwoorden geven de kern van de tekst weer.
3. Signaalwoorden zorgen voor samenhang.
4. Signaalwoorden geven structuur aan een tekst.

Wat is GEEN signaalwoord?

1. die
2. dus
3. maar
4. bovendien

Signaalwoord: waarmee

Tekstverband

1. uitspraak-vergelijking
2. middel-doel
3. uitspraak-reden
4. uitspraak-opsomming

Signaalwoord: omdat

Tekstverband

1. uitspraak-vergelijking
2. middel-doel
3. uitspraak-reden
4. uitspraak-opsomming

Signaalwoord: maar

Tekstverband

1. uitspraak-vergelijking
2. middel-doel
3. uitspraak-tegenstelling
4. uitspraak-opsomming

Signaalwoord: echter

Tekstverband

1. uitspraak-vergelijking
2. middel-doel
3. uitspraak-tegenstelling
4. uitspraak-opsomming

Signaalwoord: daarom

Tekstverband

1. uitspraak-reden
2. middel-doel
3. uitspraak-tegenstelling
4. uitspraak-opsomming

Signaalwoord: om

Tekstverband

1. uitspraak-vergelijking
2. middel-doel
3. uitspraak-reden
4. uitspraak-voorbeeld

Signaalwoord: zoals

Tekstverband

1. uitspraak-vergelijking
2. doel-middel
3. uitspraak-reden
4. uitspraak-voorbeeld

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord
'namelijk'?

1. uitspraak-conclusie
2. uitspraak-voorbeeld
3. uitspraak-reden
4. middel-doel

Lesdoelen behaald?

Beantwoord de volgende vragen.

Lesdoel behaald? Ik kan signaalwoorden herkennen en benoemen.

1. Ja
2. Nee

Lesdoel behaald? Ik kan tekstverbanden herkennen en benoemen.

1. Ja
2. Nee

Lesdoel behaald? Ik weet op welke 4 manieren alinea's met elkaar kunnen worden verbonden.

1. Ja
2. Nee

Lesdoel behaald? Ik heb door kijken/luisteren geoefend met de theorie van begrijpend lezen.

1. Ja
2. Nee

Dit vind ik nog moeilijk aan de les van vandaag...

Einde van deze les!

Goed gedaan! Je mag nu verder lezen in je leesboek.