Interpunctie - Les 2 - De komma

De komma
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

De komma

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Vandaag
Lezen (10 minuten)
Leestekens: Komma
Zelfstandig werken

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Zoek de fout

Waar ontbreekt de komma?
 

Wat doet dit met de betekenis van de zin? 

Slide 3 - Slide

De komma ontbreekt in de titel. Het zou moeten zijn: 'Schiet op, Griekenland!'

 In de huidige vorm (zonder komma) betekent de zin eigenlijk dat je 15 jaar lang beschikbaar zou moeten zijn.

Bron: http://www.upcoming.nl/rick/657/16-hilarische-zinnen-met-vergeten-leestekens

Zoek de fout 

Waar ontbreekt de komma?

Wat doet dit met de betekenis van de zin?

Slide 4 - Slide

De komma ontbreekt in de volgende zin:
'Ben je minimaal 15 jaar beschikbaar op twee avonden en op zaterdag.'
 
De komma moet achter '15 jaar'. Zo dus: Ben je minimaal 15 jaar, beschikbaar op twee avonden en op zaterdag?

 In de huidige vorm (zonder komma) betekent de zin eigenlijk dat je 15 jaar lang beschikbaar zou moeten zijn.


Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen waarom je een komma plaatst in een zin.
  • Je kunt uitleggen wanneer je een komma plaatst en hierbij vijf situaties noemen. 
  • Je kunt in een zin herkennen of/waar een komma geplaatst moet worden.
  •  Je kunt een zin schrijven waarin je juist gebruik maakt van een komma. 

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Waarom plaats je een komma in een zin?

Slide 6 - Open question

This item has no instructions

Wanneer plaats je een komma in de zin? Noem vijf redenen

Slide 7 - Open question

This item has no instructions

Wanneer gebruik je een komma?
  • Tussen werkwoorden die niet bij hetzelfde gezegde horen
  • Tussen bijvoeglijke naamwoorden
  • Bij een opsomming
  • Voor signaalwoorden
  • Na een naam, aanhef of uitroep

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Wanneer gebruik je een komma? 
situaties

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Tussen twee persoonsvormen in een zin die niet bij elkaar horen.

Als het goed is, komt Lindsey zo.

Toen ik naar school liep, zag ik een bankoverval. 

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Tussen bijvoeglijke naamwoorden 


Wat heb jij een leuke, vrolijke lach.
 
Wat een grote, slimme meid is ze geworden. 

Slide 11 - Slide

This item has no instructions


Tussen de delen van een opsomming in een zin. 
Als er tussen de laatste twee delen een voegwoord staat (en of of), schrijf je geen komma.

Wil je koffie, thee of iets anders?

Ik werk op maandag, dinsdag en vrijdag.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Voor een signaalwoord
Ik sta morgen vroeg op, als ik goed slaap.

Ik moet gaan slapen, maar ik ben nog niet moe. 

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Als iemand met zijn naam wordt aangesproken.

Jeroen, kom je zo?

Anne, wil je het touw even aangeven?

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

De komma's in onderstaande zin zijn juist geplaatst.
'Die vervelende, saaie, en lange les was gelukkig snel voorbij.'
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

De komma's in onderstaande zin zijn juist geplaatst.
'Deze les duurt veel te lang, maar na dit uur zijn we uit.'
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

In welke zin staat de komma op de goede plek?
A
Nanda, waar ben je?
B
Nanda waar ben je,?
C
Nanda waar, ben je?
D
,Nanda waar ben je?

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

In welke zin staat de komma op de goede plek?
A
Hier, Igor ik schep een luchtje.
B
Hier Igor, ik schep een luchtje.
C
Hier Igor ik schep, een luchtje.
D
Hier Igor ik schep een luchtje,

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

In welke zin staat de komma op de goede plek?
A
Nanda ben je alleen daar, buiten?
B
Nanda ben je alleen, daarbuiten?
C
Nanda, ben je alleen daarbuiten?
D
Nanda ben je, alleen daarbuiten?

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Maak een zin met een komma waarbij je iemand aanspreekt.

Slide 20 - Open question

This item has no instructions

Er kan meer dan 1 komma in een zin staan
Waar
Niet Waar

Slide 21 - Poll

This item has no instructions

In welke zin staat de komma op de goede plek?
A
Als je in een ruimtestation naar buiten wilt kan, dat.
B
Als je in een ruimtestation, naar buiten wilt kan dat.
C
Als je in een ruimtestation naar, buiten wilt kan dat.
D
Als je in een ruimtestation naar buiten wilt, kan dat.

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

In welke zin staat de komma op de goede plek?
A
Maar niet zomaar je moet wel, een pak aan.
B
Maar niet zomaar, je moet wel een pak aan.
C
Maar, niet zomaar je moet wel een pak aan.
D
Maar niet zomaar je moet, wel een pak aan.

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

In welke zin staat de komma op de goede plek?
A
Iets buiten repareren, geeft een hele toestand.
B
Iets buiten repareren geeft, een hele toestand.
C
Iets, buiten repareren geeft een hele toestand.
D
Iets buiten repareren geeft een, hele toestand.

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

In welke zin staat de komma op de goede plek?
A
Ze staan in rijtjes, of groepjes links of rechts van de maan.
B
Ze staan in rijtjes of groepjes, links of rechts van de maan.
C
Ze staan in, rijtjes of groepjes links of rechts van de maan.
D
Ze, staan in rijtjes of groepjes links of rechts van de maan.

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

In welke zin staat de komma op de goede plek?
A
Kijk, ik zie een grote beer.
B
Kijk ik zie, een grote beer.
C
Kijk ik, zie een grote beer.
D
Kijk ik zie een grote, beer.

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Herschrijf de volgende zinnen en plaats de komma op de juiste plek. 

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Ik heb dat T-shirt in het rood groen geel en zwart gekocht

Slide 28 - Open question

This item has no instructions

Als je morgen niet langs komt hoef ik je nooit meer te zien.

Slide 29 - Open question

This item has no instructions

Jasper mag ik het zout?

Slide 30 - Open question

This item has no instructions

Opdrachten NuNederlands
3.2 - leestekens en tekens bij woorden
Extra opdracht 1 t/m 4

Slide 31 - Slide

This item has no instructions