Redeneren en argumenteren

Welkom 
bij
Nederlands

(en nog een mooi, sprankelend, avontuurlijk 2022 toegewenst!)
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom 
bij
Nederlands

(en nog een mooi, sprankelend, avontuurlijk 2022 toegewenst!)

Slide 1 - Slide

Deze periode:

- Duurt nog 3 weken
- 3 weken online les!

Wat moet je doen voor je cijfer?
1. Het betoog (dus niet het schrijfplan) inleveren
2. Toets Hoofdstuk Lezen 4
3. Klaar:
Oefen-examen Lezen 
(examensprint in NuNederlands) 

Slide 2 - Slide

Heb je een vraag over je betoog?
Schrijf maar op

Slide 3 - Open question

Heb je een vraag over Lezen hoofdstuk 4?

Slide 4 - Open question

In deze les:
-  Uitleg/oefenen met argumenteren
-  Tips om goed te schrijven
-  Waar vind je oefenen voor het examen Lezen & Luisteren

Slide 5 - Slide

Mensen moeten zelf voor een vaccinatie kunnen kiezen omdat ze keuzevrijheid moeten hebben.
A
Dit is een goed argument.
B
Cirkelredenering; het argument is hetzelfde als het standpunt.

Slide 6 - Quiz

Verkeerde argumenten
- Je herhaalt in feite je standpunt. Soms in iets andere woorden.
Dit heet een cirkelredenering
- Je geeft geen argument voor de stelling maar voor iets wat er mee te maken heeft.
- Soms ga je er bij het argumenteren pas goed over nadenken en kom je tot een tegenovergestelde conclusie, (Wat doe je dan?)

Slide 7 - Slide

Maar verkeerde argumenten

- Generalisaties: 'Mijn tante werd ziek van die prik dus voor oudere mensen is hij gevaarlijk.'
- Autoriteit geven aan iemand die dat op dat gebied niet heeft.
'Mijn moeder zegt....... mijn vader zegt........ de tandarts zegt dat....en die kan het weten want die heeft gestudeerd. 

Slide 8 - Slide

Objectieve argumenten

- Bestaan uit feiten.
- Daarbij vermeld je de bron

Subjectieve argumenten

-  Komen bijvoorbeeld voort uit (persoonlijke) observaties
- Bestaan uit aannames, 
- bijvoorbeeld uit religieuze of levensovertuigelijke standpunten
- Hebben vaak voorbeelden en uitleg nodig 

Slide 9 - Slide

Bronvermelding
- Bij feiten. (Zie NuNederlands hoofdstuk Schrijven 2.2) 
- Het maakt je informatieve tekst en betoog sterker als je onderzoek doet en dan in de tekst verwerkt waar je die feiten hebt gevonden.
- Dit kun je doen op twee plekken: direct na je feitelijke uitspraak en onderaan je tekst 
-Citeren/parafraseren

Slide 10 - Slide

Goed schrijven:
- Geen fouten!
- De juiste toon (niet te formeel of te informeel)
- Duidelijke taal: niet onnodig moeilijke woorden of ingewikkelde constructies gebruiken
- Formuleer aantrekkelijk
(Zie Formuleren en Stijl hfdst 3, paragraaf 3)

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Veelgemaakte schrijffouten:

1. Interpunctie = Leestekens worden vaak vergeten
2. Incongruentie = Onderwerp meervoud persoonsvorm enkelvoud of andersom
3. Verleden tijd en tegenwoordige tijd door elkaar.

Slide 13 - Slide

Als je niet meedoet ben je al snel ongezellig.
A
komma tussen meedoet en ben
B
komma tussen ben en je

Slide 14 - Quiz

zet altijd een komma tussen 2 persoonsvormen!
(werkwoorden)

Slide 15 - Slide

Geert ging naar huis, en dus pakte hij een taxi.
A
fout, geen komma voor "en"
B
goed.

Slide 16 - Quiz

Flexibilisering heeft als gevolg dat je dezelfde functie houdt.
A
goed
B
fout

Slide 17 - Quiz

In het verleden verwoeste IS een aantal kunstwerken
A
goed
B
fout

Slide 18 - Quiz

De werkgever (reorganiseren) waardoor van werknemers aanpassing (worden) verwacht.

Slide 19 - Open question

Aan elkaar of los?
A
daar om heen
B
daaromheen

Slide 20 - Quiz

Waarover heb je nog uitleg nodig?

Slide 21 - Open question

Wat moet af zijn en telt mee voor een cijfer?
1. Betoog
2. Toets hoofdstuk 4 Lezen
Klaar? Werken in examensprint

Slide 22 - Poll

Wat vond je van deze les?
Wat zijn de tips en wat de tops?

Slide 23 - Open question