Gedrag oefenen

Gedrag oefenen
Neem plaats, pak je device en log in. 
1 / 28
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Gedrag oefenen
Neem plaats, pak je device en log in. 

Slide 1 - Slide

Een prikkel wordt opgevangen door een zintuigcel. Deze maakt een impuls. Wat is een impuls?
A
Een chemische reactie
B
Een stroompje
C
Hetzelfde als een prikkel

Slide 2 - Quiz

Is het gedrag aangeleerd door imitatie, gewenning, trial-and-error of is het aangeboren?

slikken
A
imitatie
B
gewenning
C
trial-and-error
D
aangeboren

Slide 3 - Quiz

Wat is aangeboren gedrag?
A
Lezen
B
Zitten
C
Taart bakken
D
Plassen

Slide 4 - Quiz

Bij welk leerproces leert het dier zijn ouders herkennen in een gevoelige periode?
A
bij inprenting
B
bij 'trial and error'

Slide 5 - Quiz

Wat is dreiggedrag?
A
(proberen te) laten zien wie de sterkste is zonder te vechten
B
Gedrag vertonen dat niet bij de situatie past (meteen vechten is beter!)
C
Agressie richten op iets anders (bv een takje)
D
Een boodschap voor een soortgenoot

Slide 6 - Quiz

'Goed handelen' heeft ook te maken met normen en waarden.
Wat zijn normen?
A
Karaktereigenschappen
B
Deugden
C
Gedragsregels voor sociaal wenselijk gedrag
D
Hetzelfde als waarden

Slide 7 - Quiz

Gedrag is de waarneembare activiteit van mensen. Je kunt gedrag observeren.
Waar of niet waar: gedachten of dromen geen gedrag, maar kunnen het gedrag wel beïnvloeden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quiz

Wat is dit voor
gedrag
A
territoriumgedrag
B
Broedzorg
C
imponeergedrag

Slide 9 - Quiz

Wanneer laat een dier imponeergedrag zien?
A
als het dier een vrouwtje versiert
B
als het dier indringers wilt verjagen
C
bij dreiging
D
om stoer te doen

Slide 10 - Quiz

Welk begrip hoort bij feitelijk gedrag observeren?
A
subjectief observeren
B
onjuist observeren
C
objectief observeren
D
onvolledig observeren

Slide 11 - Quiz

Trial and error wil zeggen dat een dier eerst maar wat probeert en als het lukt, leert het ervan.
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quiz

Hoe noem je de volgende verzameling?
Gedrag van soortgenoten ten opzichte van elkaar . voorbeelden: imponeergedrag, verzoeningsgedrag, balts, territoriumgedrag, conflictgedrag:
A
erfelijk gedrag
B
pikorde
C
broedzorg
D
sociaal gedrag

Slide 13 - Quiz

Je hoort vaak over normen en waarden.
Wat zijn WAARDEN?
A
Regels die de regering heeft bedacht.
B
Ongeschreven regels over hoe je jezelf hoort te gedragen.
C
Dingen die je belangrijk vindt als persoon of als groep.
D
Dingen die je in je leven een keer gedaan moet hebben.

Slide 14 - Quiz

In een groep kippen is een bepaalde rangorde. Deze rangorde, de zogenaamde pikorde, bepalen de kippen door elkaar te pikken. De meest gepikte kip staat onderaan in de pikorde.
Aan de hand van een ethogram wordt van vijf kippen de pikorde bepaald.
Het resultaat is hieronder weergegeven. Een pijl wijst naar de kip die door een
ander wordt gepikt.

Welke kip staat bovenaan in de pikorde?

timer
2:00
A
Kip A
B
Kip C
C
Kip D
D
Kip E

Slide 15 - Quiz

Wat is aangeleerd gedrag?
A
Gedrag dat een jong leert van de ouders
B
Gedrag wat een individu kan vanaf de geboorte

Slide 16 - Quiz

Wat hoort er niet bij dreiggedrag?
A
territoriumgrens
B
agressieve houding
C
vechten
D
signalen

Slide 17 - Quiz

Wat is GEEN juiste beschrijving van gedrag?
Gedrag...
A
Is alle waarneembare activiteiten van een dier
B
Is een reactie van een dier op een prikkel
C
Komt tot tot stand door de werking van een spier of klier
D
Komt alleen voor tussen dieren van dezelfde soort

Slide 18 - Quiz

Wat is inprenten?
A
Leren door na te doen
B
Leren door ervaring
C
Leren in een korte gevoelige periode
D
Leren om te overleven

Slide 19 - Quiz

Een gezin is op vakantie in een hotel. 's Morgens vroeg gaat de moeder met een stapel handdoeken naar het zwembad en legt op een aantal ligbedden een handdoek. Een uur later gaat het gezin naar het zwembad.

Met welk gedrag van dieren is dit 'handdoekengedrag' te vergelijken?
A
broedzorg
B
territorium gedrag
C
imponeer gedrag
D
dreiggedrag

Slide 20 - Quiz

Wat is GEEN vorm van inprenting?
A
Kuikens die net uit het ei komen en voor het eerst hun moeder zien
B
Vogels leren alleen goed zingen als ze in de eerste 10 weken van hun leven andere vogels horen zingen
C
Een leeuwenwelp die meekijkt met zijn moeder waar je water kan drinken

Slide 21 - Quiz

Wat is aangeboren gedrag?
A
Alles wat een mens of dier doet.
B
Een snelle reactie die onbewust gebeurt
C
Gedrag dat je vanaf je geboorte al hebt.
D
Prikkels waar soortgenoten op reageren.

Slide 22 - Quiz

Wat is geen aangeleerd gedrag?
A
Lopen
B
Zuigreflex baby's
C
Kruipen
D
Praten

Slide 23 - Quiz

De futen op het plaatje zijn bezig met baltsgedrag.
A
Dit is een vorm van ritueel gedrag
B
Dit is een vorm van territorium gedrag
C
Dit is een vorm van dreiggedrag
D
Hiermee wordt de rangorde bepaald

Slide 24 - Quiz

Een adequate prikkel is een prikkel onder de drempelwaarde
A
Juist
B
Onjuist

Slide 25 - Quiz

wat is gewenning?
A
je ruikt afval dat iets te lang in de hal heeft gestaan
B
je ruikt de geur van je hond niet meer na een tijdje
C
je ruikt het eten dat thuis wordt gemaakt
D
je ruikt een appeltaart die in de kantine wordt gebakken

Slide 26 - Quiz

Wat is broedzorg?
A
Het verzorgen van eieren en jongen
B
Het beschermen van het territorium
C
Het vinden van voedsel
D
Het bouwen van een nest

Slide 27 - Quiz

Wat is gewenning?
A
Leren dat je altijd moet reageren.
B
Leren dat reageren niet altijd nodig is.
C
Leren dat reactie noodzakelijk is.
D
Leren in korte gevoelige periode.

Slide 28 - Quiz