2BK - Hoofdstuk 1.3 Kwadraten

• Wiskunde
• Middelbare school
• vmbo k, g, t
• Leerjaar 2

Welkom bij wiskunde! 

Leg je wiskundespullen vast klaar op je tafel

De les begint bijna...

• Wiskundespullen op tafel.
• Computer inloggen bij Lessonup

Lesregels 

- Telefoons in telefoontas voordat je gaat zitten.

- Tijdens de les ben je stil en doe je mee. Maak je aantekeningen.

- Je stelt vragen door je vinger op te steken.

- Tijdens de les krijg je tijd om je huiswerk te maken. Hiervan zijn de eerste 10 minuten in stilte, daarna mag je fluisteren.
- Altijd je wiskundespullen meenemen.

- WC; tijdens de les gaan we zo min mogelijk naar de wc.

Programma van deze les

• Herhaling paragraaf 1.2
• Uitleg paragraaf 1.3
  
• Aan het werk

Wie weet het nog?

Vermenigvuldigen:

+ X + = ...

+ X - = ...

- X + = ...

- X - = ...

Delen:

+ : + = ...

+ : - = ...

- : + = ...

- : - = ...

Als ik twee negatieve getallen
met elkaar vermenigvuldig.

Krijg ik dan een negatief of een positief getal?

1. Negatief
2. Positief

sommen met min-getallen.
- 5 x -2 =

1. 10
2. -10
3. -7
4. 7

Doelen van de les

Je kent de begrippen kwadraat en 

kwadrateren.

Je kan rekenen met een kwadraat.

Je kan het kwadraat van een negatief

getal uitrekenen.

Wat is 6²?

1. 12
2. 30
3. 36
4. 42

Paragraaf 1.3

Getallen kun je met elk getal vermenigvuldigen. Maar als je een getal met zichzelf vermenigvuldigt noem je dat een kwadraat. 

8 x 8 = 64. Je zegt dan, het kwadraat van 8 is 64. 

We schrijven dit als: 

8​2​​=64

Paragraaf 1.3

Je kunt van elk getal een kwadraat nemen. 0,5 in het kwadraat is (0,5 x 0,5= 0,25)

Overleg met je buurman of buurvrouw. Wat is het kwadraat van -3 en van -9?

Wat valt je op bij het kwadrateren van negatieve getallen?

(0,5)​2​​=0,25

Paragraaf 1.3

Belangrijk:

Let goed op waar het 'min'-teken staat. Als de min ook in het kwadraat staat, komt er dus een positief getal uit (min x min = plus) als de '-' niet in kwadraat gaat komt er een negatief getal uit (min x plus = min)

             -5  X -5 = 25                                           -5  X  5 = -25

−5​2​​=−25

(−5)​2​​=25

3 kwadraat =

1. 2x 3
2. 3 x 3

Het kwadraat van 9

1. 18
2. 64
3. 81
4. 99

Het kwadraat van 4 = ...

1. 8
2. 16
3. 64
4. 2

Wat is het kwadraat van -6?

1. 36
2. -36

Wat is het tegengestelde van
2 in het kwadraat?

Wat is het tegengestelde van
-4 in het kwadraat?

Extra uitleg of zelfstandig aan het werk? 

• Maken van 1.3 opgave: 25 t/m 32
• Klaar? Nakijken! Maak daarna de keuze voor de ondersteunende of uitdagende opdrachten.

Let op!

Sluit de les niet af!

Had je de vragen in LessonUp goed? Begrijp je de uitleg? Dan mag je stil en zelfstandig aan het werk. 

Aan het werk

• Maken:  1.3 opdracht 25 t/m 32 op blz. 18 t/m 20

Klaar?

- Nakijken 1.3 

Kiezen:

- Maken voorkennis (bijvoorbeeld de vragen die je moeilijk vindt)

- Maken U5 en U6 op blz. 21

met Zs tijd

Uitleg Zs

Tijdens Zelfstandig Stil:

Je werkt zelfstandig en stil. Heb je een vraag:

1. Lees nogmaals de opdracht.

2. Lees de uitleg (schrift of lesboek).

3. Gebruik het antwoordenboek.

4. Probeer de volgende opdracht.

5. Stel je vraag na Zs aan buurman/vrouw of mevrouw Lusseveld tijdens vragenronde. 

Einde les.

Bedankt en tot de volgende keer!