This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Leerdoelen
Slide 1 - Slide
Hypertoon
Hypotoon
Isotoon
Slide 2 - Drag question
Hypertoon
Hypotoon
Isotoon
Slide 3 - Drag question
Normaal
Hemolyse / Cytolyse
Celkrimp
Slide 4 - Drag question
Leerdoelen
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Video
Leg gebruikmakend van het plaatje uit, waarom water met voedingsstoffen en zuurstof op het begin van een de haarvat het weefsel instroomt.
Slide 8 - Open question
Leg gebruikmakend van het plaatje uit, waarom water met afvalstoffen en koolstofdioxide op het eind het haarvat instroomt.
Slide 9 - Open question
Welk eiwit aanwezig in het bloed draagt voor een groot gedeelte bij aan de osmotische waarde van het bloed?
Slide 10 - Open question
Waar gaat het overtollige weefselvloeistof / intercellulaire vloeistof naartoe?
Slide 11 - Open question
Herhaling tot nu toe
Slide 12 - Slide
Welke twee gassen kunnen aan hemoglobine in rode bloedcellen binden?
A
Stikstofgas (N2)
B
Zuurstofgas (O2)
C
Koolmonoxide gas (CO)
D
Koolstofdioxide gas (CO2)
Slide 13 - Quiz
Hoeveel procent van de zuurstof die bij de longen in het bloed terecht komt wordt opgenomen door de rode bloedcellen?
A
100%
B
50%
C
90%
D
80%
Slide 14 - Quiz
a. Hoe heet het zuurstofbindende eiwit dat in de bloedcellen voorkomt? b. Waar in dit eiwit bindt zuurstof?
Slide 15 - Open question
Hebben Erytrocyten (rode bloedcellen) een celkern en Mitochondriën? Verklaar dit.
Slide 16 - Open question
noem een paar functies van een witte bloedcel
Slide 17 - Mind map
Witte Bloedcel/ leukocyt
functie
Neutrofiele granulocyten
Eosinofiele granulocyten
Basofiele granulocyten
Lymfocyt
Monocyt
Onschadelijk maken van bacteriën
Onschadelijk maken van parasieten Veel aanwezig bij allergie
Onschadelijk maken van virussen
Gaan direct naar het weefsel waar het allergische reactie plaats vindt (functie niet duidelijk)
Fagocytose (“opeten”) van ziekteverwekkers en celresten
Slide 18 - Drag question
Benoem alle onderdelen van het hart.
Sleep je onderdelen naar de juiste nummer in de tekening. Sommige onderdelen staan dubbel benoemd in de tekening. Je hoeft ze maar naar één van de juiste plekken te verslepen.
Gebruik hiervoor H8.4
Onderste holle ader
Bovenste holle ader
Aorta
Longslagader
Longader
Linker boezem
Rechter boezem
Rechter Kamer
Linker Kamer
Halve maan vormige kleppen
AV-kleppen
Slide 19 - Drag question
Wat is de functie van de AV-kleppen?
Slide 20 - Open question
Waarom hebben aders interne kleppen en slagaders niet?
Slide 21 - Open question
Hoe noem je een slagader ook wel?
A
Aartor
B
Artillerie
C
Arterie
D
Aretie
Slide 22 - Quiz
Hoe noem je een ader ook wel?
A
Vane
B
Vene
C
Vain
D
Voene
Slide 23 - Quiz
Hoe noem je een haarvat ook wel?
A
Capillair
B
Caterpillar
C
Crairillairiolia
D
Copallor
Slide 24 - Quiz
Welk bloedvat loopt van het hart af?
A
Longader
B
Aorta
C
Poortader
D
Holle ader
Slide 25 - Quiz
Welk bloedvat loopt naar het hart toe?
A
Longslagader
B
Aorta
C
Longader
D
Beenslagader
Slide 26 - Quiz
Waarom heten de kleppen tussen de boezems en kamers AV-kleppen?
Slide 27 - Open question
Welke twee metingen doen wij aan het rode bloedcellen gedeelte van het bloed? Welke eenheden hebben deze?
Slide 28 - Open question
Dus exp: 03 - 04 inhalen. Leerdoelen bestuderen in leerroute.