KT1 - Hersentrauma, Meningitis, Epilepsie, MS, Parkinson en ALS

Anatomie, Fysiologie en Pathologie


Les 5
Periode 4
Leerjaar 2
1 / 34
next
Slide 1: Slide
Anatomie Fysiologie PathologieMBOStudiejaar 2

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Anatomie, Fysiologie en Pathologie


Les 5
Periode 4
Leerjaar 2

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Lesindeling
  1. Welkom + Osiris
  2. Vorige les 
  3. Lesindeling en lesdoelen 
  4. Presentaties Infographics
  5. Theorie pathologie zenuwstelsel
  6. Maken opdrachten epilepsie en Parkinson

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen
Aan het eind van de les kunnen jullie:
  • Benoemen welke anatomische structuren de hersenen kennen inclusief bijbehorende functies.
  • Uitleggen wat de belangrijkste pathologische aandoeningen zijn aan de hersenen inclusief symptomen, gevolgen en behandeling.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Vorige les
Zie in de volgende dia's een aantal herhalingsvragen

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Wat is het verschil tussen een Cva en een Tia?
A
Bij een CVA is iemand altijd verlamd
B
Geen verschil
C
Een tia is een herseninfarct en een CVA is een hersenbloeding
D
Bij een TIA zijn de verschijnselen na 24 uur over

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Peter belt over zijn vrouw: Haar mond hangt helemaal scheef aan de rechterkant en ze praat raar...een uur geleden was dit nog niet zo. Jij:
A
Geeft advies om dit nog even aan te zien, mogelijk een TIA, dit gaat binnen 24 uur over
B
Maakt een afspraak over enkele uren
C
Stuurt de huisarts op spoedvisite
D
Stuurt gelijk een ambulance

Slide 6 - Quiz

U1 urgentie, neurologische uitval (niet door een hernia) < 12 uur - mvr. kan een CVA hebben. 
Wat is het verschil tussen een TIA en een CVA?
A
Een TIA is altijd een hersenbloeding
B
Een CVA is altijd een hersenbloeding
C
Een CVA gaat altijd voorbij zonder restverschijnselen
D
Een TIA gaat altijd voorbij zonder restverschijnselen

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Bij de middelste afbeelding is er sprake van?
A
TIA
B
Herseninfarct (CVA)
C
Hersenbloeding (CVA)
D
Hersenprop

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

FAST staat voor?
A
Face-Arm-Speech-Time
B
Fake-Arm-Speech-Time
C
Face- Airway-Speech-Time
D
Face-Arm-Speech-Thorax

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Hersentrauma 
Hersentrauma: (niet aangeboren hersenletsel)Beschadiging van hersenweefsel door klap van buitenaf ( auto-ongeluk, valpartij, geweld) 

Wat gebeurd er bij  hersenletsel:
  • (gedeeltelijke) Bewusteloosheid
  • Epileptisch insult na trauma
  • Uitvalsverschijnselen
  • Schedelfractuur (breuk van de schedel) 
  • HET: Hoog Energetisch Trauma ( Hoge snelheid ergens tegen gebotst, hersenletsel is vaak ernstig)
  • Amnesie (geheugen verlies) Retrograad (geheugenverlies voor ongeluk  of Anterograad geheugen (verlies na ongeluk, je slaat niets meer op.)

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Hersentrauma's
Trauma Capitis
Lichte hersenschudding
Geen bewustzijnsverlies
Hoofdpijn
Misselijk of braken
Geen amnesie
Commotio Cerebri
Hersenschudding of licht hersenletsel
Max. 15 min. buiten bewustzijn
Max. 1 uur amnesie
Contusio Cerebri
Hersenkneuzing
Vrijwel zeker hersenbeschadiging

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Behandeling
  1. Met spoed naar ziekenhuis: (bewustzijn verloren, HET, epileptische aanval, uitvalsverschijnselen, schedelfractuur)
    - Ziekenhuisopname
    - Drain inbrengen bij subdurale of epidurale bloeding
    - IC opname bij bedreigde ademhaling/bloeddruk/hartslag

Slide 12 - Slide

Zie Medische kennis 14.7 voor de risicofactoren
Behandeling
  1. Overleg met ziekenhuis/112
    (bij amnesie: retrograad: > 30 minuten
     antegraad: > 2-4 uur, bij 3 of meer risicofactoren zoals 60+, heftige hoofdpijn, duidelijk letsel, gebruik antistolling)

     
    - Wekadvies voor 24 uur (meestal bij kinderen onder 6 jaar)

Slide 13 - Slide

Zie Medische kennis 14.7 voor de risicofactoren
Behandeling

  1. Functioneren op geleide van de klachten (hoofdpijn, misselijk, duizelig, overgevoelig licht en geluid)
    Duren meestal max enkele weken
    - Eventueel pijnstilling

Slide 14 - Slide

Zie Medische kennis 14.7 voor de risicofactoren

Hersenontsteking: Encefalitis
  • Meestal door virus, soms door schimmel/parasiet of bacterie
  • Koorts, hoofdpijn, slaperigheid, braken, lichte nekstijfheid
  • Behandeling en gevolgen afhankelijk van oorzaak

Hersenvliesontsteking: Meningitis
  • Meestal door virus, soms bacterie
  • Ernstige hoofdpijn, flinke nekstijfheid, koorts, misselijkheid, braken, puntbloedinkjes, verminderd bewustzijn (bacterie)
    Gevoeligheid voor licht (virus)
  • Complicaties: Sepsis, psychische verandering, doofheid
    Virus gaat vaak met week weer over

Slide 15 - Slide

Hersenvliesontsteking door een virus is milder van vorm en gaat vaak met een week weer over. Meest kenmerkend is dan de gevoeligheid voor licht.
Voorbeelden

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Parkinson
  • hersenaandoening waarbij een kleine groep cellen in de hersenen beschadigt en afsterft.
  • Cellen kunnen geen dopamine meer aanmaken  > dit heb je nodig om te soepel te bewegen
Symptomen 
  • Hypokinesie: Te weinig beweging
  • Akinesie: Moeite met starten van bewegingen
  • Bradykinesie: Trage beweging
  • Tremoren: Trillingen
  •  Rigiditeit: Stijfheid van spieren
  • Freezing: Gevoel dat voeten aan de grond vastgeplakt zitten
Behandeling: Geen kans op genezing.  medicatie voor stijve benen/armen en trillen> dopamine verhogen. Vaak ontstaat ook Alzheimer

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Video

This item has no instructions

Epilepsie 
  •  beginnen hersencellen heel snel allerlei seintjes af te geven.  
  • Alle seintjes vliegen door elkaar heen, waardoor je hersenen niet meer normaal kunnen werken. 

Symptomen: Lichamelijk (herkenbaar): hele lichaam schokt Mentaal (moeizaam te herkennen): warrig, bewustzijn verliezen, agressief
Behandeling: medicatie (na 2e aanval) soms een operatie .
Het toedienen van medicatie om een epilepsie aanval te stoppen door toedienen van benzodiazepinen: Couperen

Er zijn diverse vormen: zie filmpje volgende dia

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Video

This item has no instructions

Multipele Sclerose
Multipele Sclerose (MS): Auto-immuunziekte van CZ
  • Immuunsysteem reageert op myeline en breekt dit af
  • Ontstaat tussen 20e en 40e levensjaar > meestal vrouwen
  • Afwisseling exacerbaties (opvlamming) en remissies (herstel)


Na een exacerbatie houdt de patiënt
restverschijnselen (er blijft schade)

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Multiple sclerose (MS)
Chronische aandoening aan het centrale zenuwstelsel. 
-> Zenuwcellen verbonden via zenuwuitlopers (isolerende laag, myeline)
-> Ontstekingen - beschadigen myeline; MS
-> Hersenprikkels en signalen gaan niet meer goed naar bijv. armen
-> Moeite met bewegen 
Dit betekent dat je hersenen prikkels en signalen niet goed meer kunnen verzenden naar bijvoorbeeld je armen.

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Slide 23 - Video

This item has no instructions

Symptomen MS
In toenemende mate:
  • Sensorische verschijnselen: jeuk, tintelingen, een verminderd/doof gevoel en/of een koud gevoel in de ledematen
  • Motorische verschijnselen: verminderde kracht in armen en benen, snel struikelen, niet snel kunnen lopen

Myeline gaat steeds verder kapot en er ontstaan littekens in de zenuwen...
  • Steeds meer verlamming en uitval
  • Patiënt overlijdt aan complicaties

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Even een oefening: 
Mevrouw Temming heeft Multiple Sclerose (MS). Ze zit in een rolstoel. Ze heeft verminderde kracht in haar rechterarm en allebei haar benen. Ze kan haar rechterarm ook niet goed besturen (coördinatie). Een aantal plekken van haar huid zijn doof, daar voelt ze niet goed. Sinds een half jaar is ze incontinent van urine. Ze zit in een Schub (dat is een Duits woord). Je spreekt het dus op zijn Duits uit. Ze is optimistisch en vrolijk. Noem minstens 5 verschijnselen van MS uit deze casus.

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Wat is een schub?
A
een periode waarin geen nieuwe klachten ontstaan of klachten toenemen
B
een periode waarin nieuwe klachten ontstaan en/of bestaande klachten sterk toenemen.
C
een periode van stabiliteit van de klachten
D
Een periode waarin nieuwe klachten ontstaan en bestaande klachten niet sterk toenemen

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Vaststelling MS

  1. gebeurd door een neuroloog
  2. let op motoriek, coördinatie, het gevoel en de reflexen
  3. eventueel een MRI-scan 
  4. een lumbaalpunctie

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Behandeling bestaat uit
  1. medicatie om de ziekte af te remmen, een aanval te stoppen of om een symptoom te bestrijden. 
  2. Revalidatie, ergotherapie, fysiotherapie en alternatieve methoden. 
  3. Een combinatie van bovenstaande.

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Slide 29 - Video

This item has no instructions

ALS
ALS: Amyotrofische Laterale Sclerose (zenuw-/spierziekte)
  • 1500 mensen in Nederland
  • Meestal gediagnosticeerd tussen 40 en 60 jaar
  • Gemiddelde levensverwachting is 3 jaar na diagnose 
  • Slechts 20% leeft langer dan 20 jaar

Oorzaak en daarmee ook de behandeling is onbekend...

Slide 30 - Slide

Myo = Spier
Atrofisch = afsterven
Lateraal = aan de buitenkant
Sclerose = littekens
ALS (2)
ALS: Amyotrofische Laterale Sclerose (zenuw-/spierziekte)
  • Motorische zenuwcellen sterven langzaam af
  • Spieren krijgen steeds minder aansturing (spierzwakte)
  • 'Use it or lose it' -> spieren worden dunner en kleiner (atrofiëren)
  • Uiteindelijk raakt de patiënt verlamd

Alleen de zintuigen, spijsvertering en hart
blijven vaak intact.

Slide 31 - Slide

In de anatomie is het zo je lichaam zich aanpast naar jouw activiteit. Sport je veel, dan zal je grotere spieren krijgen, een beter uithoudingsvermogen en een sterkere hartspier. Gebruik je de hersenen veel (door te leren), dan krijg je meer en effectievere verbindingen tussen zenuwcellen. Gebruik je een lichaamsstructuur NIET, dan zal het kleiner of dunner worden, of minder effectief.

Slide 32 - Video

This item has no instructions

Opdracht
  • Open in Cumlaude de opdracht Epilepsie en Parkinson en beantwoord de vragen/maak de opdrachten.

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk
  • Maken: Expert College Epilepsie (P)
  • Maken: Expert College Hersenbloeding (P)
  • Afmaken opdracht 'Epilepsie en Parkinson'
  • Er staat een oefentoets klaar in Cumlaude. Deze kun je maken en m.b.v. de antwoorden jezelf controleren. 

Slide 34 - Slide

This item has no instructions