This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slide.
Items in this lesson
Kennisquiz spelling H1 t/m H6
Slide 1 - Slide
Tussen twee persoonsvormen staat altijd een komma.
A
Ja
B
Nee
Slide 2 - Quiz
Welk leesteken gebruik je wanneer twee zelfstandige zinnen sterk met elkaar samenhangen?
A
Komma
B
Punt
C
Dubbele punt
D
Puntkomma
Slide 3 - Quiz
Engelse leenwoorden schrijf je altijd aan elkaar.
A
Ja
B
Nee
Slide 4 - Quiz
Hoe heet dit streepje op de é?
A
Accent grave
B
Accent circonflexe
C
Accent aigu
D
Accent olé
Slide 5 - Quiz
Het koppelteken en weglatingsstreepje zien er hetzelfde uit.
A
Ja
B
Nee
Slide 6 - Quiz
Wat is de juiste schrijfwijze?
A
Kantenklaarpakket
B
Kant- en klaarpakket
C
Kant-en-klaarpakket
D
Kant-en-klaar-pakket
Slide 7 - Quiz
Van welk fenomeen is hier sprake ? Radiouitzending Antwoorden met 1 woord
Slide 8 - Open question
Wat is de juiste schrijfwijze?
A
Zomer en wintertijd
B
Zomer-, en wintertijd
C
Zomer- en wintertijd
D
Zomer-en-wintertijd
Slide 9 - Quiz
Is dit goed geschreven? Zuid-Amerikaan
A
Ja
B
Nee
Slide 10 - Quiz
Na havo 5 halen jullie je diploma. Maak dit goed af. Dit heet een ........diploma. Hoe schrijf je dit op de juiste manier?
Slide 11 - Open question
Hoe heet het wanneer je twee woorden aan elkaar plakt? Antwoord in één woord.
Slide 12 - Open question
Als je in een samenstelling een s hoort, schrijf je die dan ook?
A
Ja
B
Nee
C
Soms
Slide 13 - Quiz
Wanneer voeg je geen 'e' of 'en' toe in een samenstelling?
A
Het eerste deel heeft geen meervoud
B
Het eerste versterkt een bijvoeglijk naamwoord
C
Het eerste deel verwijst naar iets waarvan meer dan 1 is
D
Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord
Slide 14 - Quiz
Maak de juiste samenstelling van 'rijst' en 'pap'. Dit in 1 woord.
Slide 15 - Open question
Dit is de juiste schrijfwijze: Secondenwijzer
A
Ja
B
Nee
Slide 16 - Quiz
Wanneer gebruik je geen kleine letter?
A
Begin zin
B
Naam
C
Samenstelling religieuze feesten
D
Bijvoeglijk naamwoorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid
Slide 17 - Quiz
Is dit goed geschreven? Mevrouw Bakker-de Visser
A
Ja
B
Nee
Slide 18 - Quiz
Namen van seizoenen schrijf je altijd met een hoofdletter.
A
Ja
B
Nee
Slide 19 - Quiz
Voor en na welk woord hoort een aanhalingsteken? Noem alleen de woorden met een spatie ertussen: Ik heb hier zo geen zin in, zei Jan toen hij op zijn fiets stapte.
Slide 20 - Open question
Een gedachte in een tekst krijgt aanhalingstekens.
A
Ja
B
Nee
C
Soms
Slide 21 - Quiz
Dit is goed geschreven: bruine bonensoep
A
Ja
B
Nee
Slide 22 - Quiz
Wat is de juiste schrijfwijze?
A
16 duizend
B
zestienduizend
C
zestien duizend
D
16.000
Slide 23 - Quiz
Samenstellingen van meer dan drie woorden kun je aan elkaar schrijven.
A
Ja
B
Nee
C
Gebeurt soms, maar kan eigenlijk niet.
Slide 24 - Quiz
Het vak Nederlands is altijd geweldig. Klopt deze zin?
A
Ja
B
Nee
Slide 25 - Quiz
Laatste vraag: Hoe noem je woorden die uit andere talen in het Nederlands terecht zijn gekomen? Gebruik in enkelvoud 1 woord voor je antwoord.