30 september

Wat doen we vandaag?
  • Vragen grammatica?
  • Bespreken: Erga, erga  15 en 17. 
  • Bespreken: Alles Stroomt, opdr. 17 en 19.
  • Verbazingwekkende prestaties. 
1 / 36
next
Slide 1: Slide
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 36 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Wat doen we vandaag?
  • Vragen grammatica?
  • Bespreken: Erga, erga  15 en 17. 
  • Bespreken: Alles Stroomt, opdr. 17 en 19.
  • Verbazingwekkende prestaties. 

Slide 1 - Slide

Vragen Grammatica?

Slide 2 - Open question

Geen vragen (meer)?
  • Maak maar twee rijtjes.... 

Slide 3 - Slide

Hulpboek blz. 99

Erga 15 en 17. 



Slide 4 - Slide

Ergon 14
  • 1 Net als bij het lidwoord beginnen alle vormen met de letter τ behalve de nom ev m/v en nom mv m/v
  • 2 Bevat de laatste lettergreep een ο/ω-(twee)klank, dan bevat de eerste lettergreep de tweeklank ού
  • 3 Bevat de laatste lettergreep een α/η-(twee)klank, dan bevat de eerste lettergreep de tweeklank αύ

Slide 5 - Slide

Ergon 15
  •                                    1                                          2                                                                          3
  • ev nom     ἥδε ἡ τέχνη                        οὗτος ὁ πόλεμος                                      τὸ πρᾶγμα ἐκεῖνο
  • gen            τῆσδε τῆς τέχνης             τούτου τοῦ πολέμου                               τοῦ πράγματος ἐκείνου
  • dat              τῇδε τῇ τέχνῃ                   τούτῳ τῷ πολέμῳ                                    τῷ πράγματι ἐκείνῳ
  • acc             τήνδε τὴν τέχνην             τοῦτον τὸν πόλεμον                                τὸ πρᾶγμα ἐκεῖνο
  • mv nom    αἵδε αἱ τέχναι                    οὗτοι οἱ πόλεμοι                                      τὰ πράγματα ἐκεῖνα
  • gen             τῶνδε τῶν τεχνῶν           τούτων τῶν πολέμων                             τῶν πραγμάτων ἐκείνων
  • dat              ταῖσδε ταῖς τέχναις         τούτοις τοῖς πολέμοις                            τοῖς πράγμασι(ν) ἐκείνοις
  • acc              τάσδε τὰς τέχνας            τούτους τοὺς πολέμους                         τὰ πράγματα ἐκεῖνα

Slide 6 - Slide

Ergon 17
  • Bijvoorbeeld: 
  • Uit de tekst blijkt dat de ik-persoon met zijn/haar vader naar het huis ging en dat daar de moeder en de zus van de ik-persoon waren. De ik-persoon zag zijn/haar broer niet.  
  • Als hij/zij moeder vraagt of ze het eten klaar heeft, zegt de ik-persoon ‘wij, hij hier (ὅδε) en ik zijn er, en zij en jij ook’. 
  • Die ὅδε moet wel de vader zijn. 
  • αὕτη moet dan wel die zus zijn en de moeder wordt aangesproken met jij (σὺ). 
  • De ἐκεῖνον is dan de broer die de ik-persoon niet zag.

Slide 7 - Slide

Alles stroomt


Hulpboek blz. 12, 
Opdracht 17 en 19. 

Slide 8 - Slide

Opdracht 17
  • a In r. 13:van hem. 
  • In r. 18: aan hem
  • b Bijvoorbeeld: wanneer vormen van αὐτός gebruikt worden als persoonlijk voornaamwoord dan staat er geen lidwoord bij; ze congrueren niet meteen ander zinsdeel; ze staan niet in de naamval nominativus.

Slide 9 - Slide

Opdracht 19
  • a ἐν τῷ αὐτῷ ποταμῷ (r.12)
  • b τῷ αὐτῷ (hij vergist zich door te zeggen dat het dezelfde rivier is).
  • d De uitspraak dat alles verandert, πάντα ῥεῖ .
  • e  Hij vindt dat ze gisteren en vandaag bij dezelfde rivier kwamen om de kleren te wassen en vindt dit filosofische argument dus onzin.

Slide 10 - Slide

Verbazingwekkende prestaties

Lees tekstboek blz. 92 en 93.
Maak Hulpboek blz. 14, 
Opdracht 22 en 24. 
timer
10:00

Slide 11 - Slide

Opdracht 22ab
  • a Bijvoorbeeld: Herodotos schreef net als de logografen bestaande verhalen op (in tegenstelling tot verzonnen verhalen) en hij behandelde de geschiedenis van regio’s en volkeren of geslachten.
  • b Eigen verwerking, bijvoorbeeld: Herodotos probeerde oorzaken aan te wijzen en te verklaren waarom de dingen waren gegaan zoals ze waren gegaan.

Slide 12 - Slide

Opdracht 22c
  • c Herodotos was de eerste die geschiedenis schreef in de traditie van vandaag: historische gebeurtenissen opschrijven en die óók verklaren door ze in verband te brengen met andere gebeurtenissen en feiten.

Slide 13 - Slide

Opdracht 24
  • a Korinthe
  • b εἰκόνα (r.29): een (bronzen) beeld van Arion

Slide 14 - Slide

Hulpboek blz. 100



Slide 15 - Slide

πᾶς
  • Doel ▶︎

  • Je leert de vormen van het bijvoeglijk naamwoord πᾶς  herkennen en vertalen.


Slide 16 - Slide

πᾶς
  • Doel ▶︎

  • Je leert de vormen van het bijvoeglijk naamwoord πᾶς  herkennen en vertalen.


Slide 17 - Slide

πᾶς
  • Doel ▶︎

  • Je leert de vormen van het bijvoeglijk naamwoord πᾶς  herkennen en vertalen.


Slide 18 - Slide

Hulpboek blz. 101

Maak ergon 21. 



timer
5:00

Slide 19 - Slide

Ergon 21
  • 1 Πάντες οἱ δοῦλοι διὰ παντὸς τοῦ βίου πάντα χαλεπὰ ἔργα ποιοῦσι τῷ δεσπότῃ.
  • 1 Alle slaven doen gedurende de hele dag alle moeilijke taken voor de meester.
  • 2 Πᾶς ναύτης ἐν πᾶσι τοῖς λιμέσιν, οὗ ἥκει, ἀεὶ πὰν τὸ πλοῖον ἐπισκευάζει.
  • 2 Elke zeeman brengt in alle havens, waar hij komt, altijd het hele schip weer op orde.

Slide 20 - Slide

Hulpboek blz. 102



Slide 21 - Slide

ἑκών, σώφρων en ἡδύς
  • Doel ▶︎

  • Je leert de vormen van de bijvoeglijke naamwoorden van de typen ἑκών, σώφρων en ἡδύς herkennen en vertalen.


Slide 22 - Slide

πᾶς
  • Doel ▶︎

  • Je leert de vormen van het bijvoeglijk naamwoord πᾶς  herkennen en vertalen.


Slide 23 - Slide

πᾶς
  • Doel ▶︎

  • Je leert de vormen van het bijvoeglijk naamwoord πᾶς  herkennen en vertalen.


Slide 24 - Slide

πᾶς
  • Doel ▶︎

  • Je leert de vormen van het bijvoeglijk naamwoord πᾶς  herkennen en vertalen.


Slide 25 - Slide

In de woordenlijst
  • ἑκών, ἑκοῦσα, ἑκόν, ἑκόντος
  • σώφρων, -ον
  • ἡδύς, -εῖα, -ύ
  • ἀγαθός, -ή, -όν
  • μακρός, -ά, -όν


Slide 26 - Slide

Hulpboek blz. 103

Maak erga 24 en 25. 



timer
5:00

Slide 27 - Slide

Ergon 24
  • οἶνον γλυκύν: 
  • zoete wijn
  • ὅπλα βαρέα: 
  • zware wapens
  • θαλάττης βαθεῖας: 
  • van de diepe zee

Slide 28 - Slide

Ergon 25
  •                                 α                         β                          γ                             δ
  • 1 πόδες          καθαροί                                           εὐρεῖς
  • 2 εἰκόνα                                     ἀθλίαν                                                πᾶσαν
  • 3 ὀνόμασι    βραχέσιν                                                                         φίλοις
  • 4 νόμου        ἀγαθοῦ               σώφρονος 

Slide 29 - Slide

Aan het werk.
  • Herhaal de grammatica t/m 23
  • Leer de woordjes t/m 23
  • Lees Tekstboek blz. 93
  • Maak Hulpboek blz. 12-13 opdr. 25, 27, 28.

Dit is ook huiswerk. 

Slide 30 - Slide

Verbazingwekkende prestaties



Hulpboek blz
. 14-15, 
Opdracht 25, 27, 28. 
timer
10:00

Slide 31 - Slide

Opdracht 25
  • Van de Korinthiërs heb ik een verhaal over Arion gehoord, de beste citerzanger van heel Griekenland. 
  • Over de waarheid van dat verhaal zijn de inwoners van Lesbos het met de Korinthiërs eens.
  • Deze Arion namelijk is ooit naar Italië gegaan, waar hij in korte tijd veel bezit heeft gekregen.
  • Daarna verlangde hij ernaar terug naar huis te reizen en hij vond een schip van Korinthische zeelui; 
  • Korinthiërs vertrouwde hij namelijk allemaal.

Slide 32 - Slide

Opdracht 25
  • Maar die zeeluiwaren slecht; 
  • want nadat ze de haven hadden verlaten, wilden ze Arion alle bezittingen afpakken en de ongelukkige man zelf in de diepe zee werpen. 
  • De slimme Arion begreep zijn zware lot. 
  • Hij heeft dus de zeelui gesmeekt: '
  • Jullie willen toch zeker wel eerst de beste citerzanger van heel Griekenland horen?' 
  • Hij heeft alle zeelui overtuigd en in zijn volledige kostuum zong hij eerst een aangenaam lied voor Apollo, en meteen na het lied heeft hij zichzelf vrijwillig uit het schip geworpen.

Slide 33 - Slide

Opdracht 25
  • De zeelui voeren dus weg naar Korinthe, maar een snelle dolfijn kwam naar Arion; 
  • die had Apollo zelf natuurlijk gestuurd, omdat hij blij was met het fijne lied. 
  • De dolfijn droeg Arion op zijn brede rug. 
  • Toen Arion in Korinthe aankwam, waren de slechte zeelui niet meer in staat om de waarheid te verbergen; 
  • allen hebben een zware straf gekregen. 
  • Nu nog is het in Korinthe mogelijk een bronzen beeld van Arion te bekijken, een mens op een dolfijn.

Slide 34 - Slide

Opdracht 27
  • a De Korinthiers en de bewoners van het eiland Lesbos.
  • b ‘Klopt het verhaal dat ik bij de Korinthiërs heb gehoord over Arion? ομολογουσιν (ze zijn het dus eens: het verhaal klopt).

Slide 35 - Slide

Opdracht 28
  • ➢Eigen verwerking.
  • ➢r. 1-4 en 28-30 vormen de achtergrond van het verhaal.
  • ➢Bijvoorbeeld:r. 1 Ἤκουσα: ik hoorde. Herodotos vertelt hier welke bron hij gebruikt.
  • r.18 ἔξεστι: het is mogelijk. Hij legt hier uit dat er nu nog(in zijn tijd) een beeldvan Arion op een dolfijn in Korinthe te zien is, en dat valt dus buiten de verleden tijden waarin het eigenlijke verhaal wordt verteld.
  • ➢Eigen verwerking.

Slide 36 - Slide