bijv nw en woordenschat

Hallo allemaal!

Ook al weten jullie het allang:

je                     mag op de grond

je                      graag op tafel!

Vandaag.....

- oefenzin werkwoordspelling

- check je kennis van werkwoordspelling en het lv: quizvragen

- woordsoorten: bijvoeglijk naamwoord 

- woordenschat

Oefenzin

Mijn konijn heeft mij gisteren vreselijk (krabben)................

Gisteren heb ik de hele kamer.....

1. gedweilt
2. gedweild
3. gedwijlt
4. gedwijld

Wie van jullie heeft met die pen.........?

1. gegooid
2. gooien
3. gegooidt
4. gegooit

Zij ............... je geloof ik niet zo aardig.

1. vind
2. vint
3. vin
4. vindt

Het publiek ......... gevraagd hard te klappen.

1. word
2. worden
3. wordt
4. wort

................ je broer zich ofzo?

1. verveeldt
2. verveeld
3. vervelen
4. verveelt

Waarom ...... jij je niet bij de rector?

1. meldt
2. melt
3. meld
4. melden

Stan ............ aan om de hond uit te laten

1. bied
2. biedt
3. bieden
4. biet

Het pretpark ....... ons wel veel geld.

1. koste
2. kosde
3. kosten
4. kostte

De paarden ........... rustig in de wei.

1. graasden
2. graazten
3. graazden
4. graasten

Het ............. kippetje was erg lekker.

1. gebraadden
2. gebraadde
3. gebraten
4. gebraden

De .............. opbrengst was 1000 euro.

1. verwachtte
2. verwachten
3. verwachte
4. verwachtten

De ............... kinderen waren onherkenbaar.

1. verkleedde
2. verkleden
3. verkleedden
4. verklede

De man kreeg een boek van de kerstman.
Wat is in deze zin het lv?

1. de kerstman
2. een boek
3. de man
4. kreeg

De kerstman leest een mooi kerstverhaal voor.
Wat is het lv?

1. kerstverhaal
2. een mooi kerstverhaal
3. de kerstman
4. leest

De kerstman rijdt op zijn arreslee.
Wat is het lv?

1. in deze zin geen lvw
2. zijn arreslee
3. de kerstman
4. arreslee

Bijvoeglijk naamwoord 

Een mooie fiets

Een groen hek

Het kleine meisje

Het gebraden kippetje

Het afgebrande huis

De verklede kinderen

Aan de slag:

Maken blz. 127 opdracht 26, 27 en 28

Hoe? 10 min. in stilte, daarna overleg.

Klaar? Nakijken

En dan? Woordzoeker maken.

Huiswerk voor morgen

woordzoeker af?

Dan maken blz. 129 opdracht 30