GRAMMATICA:
1. Zinsontleding: je kunt een pv, wwg, ond. en lijdend voorwerp
in een zin benoemen
2. Je kunt zinnen in zinsdelen verdelen (bouwplan)
3. Woordbenoeming: je kunt een werkwoord, zelfstandig
naamwoord, een lidwoord, een bijvoeglijk naamwoord en een
voorzetsel in een zin benoemen
4. Je kunt pv vervoegen in t.t. en v.t (zwakke en sterke werkwoorden)
5. Je kunt het voltooid deelwoord vervoegen
6. Je kunt het meervoud van een zelfstandig naamwoord vormen
7. Je kunt bijvoeglijke naamwoorden correct spellen/ een bijvoeglijk naamwoord maken van een voltooid deelwoord
8. Je weet wanneer je een tussen –n schrijft in samenstellingen
9. Je kunt verkleinwoorden correct spellen