1A - donderdag 11-1 (grammatica)

Welkom!
 Telefoons in de tas, laptop dicht op tafel.
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom!
 Telefoons in de tas, laptop dicht op tafel.

Slide 1 - Slide

Planning:
  1. Lesdoel
  2. Uitleg
  3. Aan de slag!
  4. Huiswerk & Taalvout

Slide 2 - Slide

Komende lessen
  • Les 1: Grammatica: woordsoorten: Zelfstandig naamwoord, lidwoord, bijvoeglijk naamwoord
  • Les 2: Grammatica: woordsoorten: hulpwerkwoord en zelfstandig werkwoord
  • Les 3: Grammatica: zinsontleding: persoonsvorm, zinsdelen, onderwerp 
  • Les 4: Grammatica: zinsontleding: gezegde
  • Les 5: Grammatica: gezegde + lijdend voorwerp
  • Les 6: Grammatica: voorzetselvoorwerp
  • Les 7: Grammatica: bijwoordelijke bepaling
  • Les 8: Opfriscursus werkwoordspelling
  • Les 9: Vragenuur Spelling
  • Les 10: Voorbereiden toets

Donderdag 1 februari: toets Grammatica & Spelling


Slide 3 - Slide

Lesdoel:
Na deze les:

  • Kun je de persoonsvorm en het onderwerp benoemen en de zin in zinsdelen verdelen.

Slide 4 - Slide

Elke zin gaat ergens over. Vaak over iets dat er gebeurt of gebeurd is. En over iets/iemand die iets doet.

Slide 5 - Slide

De tweekoppige slang probeert water te drinken.
Social humanoid Sophia kijkt 

Slide 6 - Slide

Het hongerige hondje probeert de pizza te stelen.
De geniale student kan de ingewikkelde som berekenen.
Andere gebeurtenissen 

Slide 7 - Slide

Wat is in deze zin de persoonsvorm?

Tijdens de les heeft de juf veel vragen beantwoord.

Slide 8 - Open question

Persoonsvorm (pv)

In elke zin staan werkwoorden. 
Één daarvan is de persoonsvorm.

De persoonsvorm geeft het getal, de hoeveelheid en de tijd van de zin. 

Slide 9 - Slide

Persoonsvorm (pv)
Vind je door:
  • Een vraagzin te maken: pv komt dan vaak vooraan te staan.
Jan is gisteren naar huis gelopen. -> Is Jan gisteren naar huis gelopen?       
Maar let op: Hoe gaan zij naar het feest?

  • De zin in een andere tijd te zetten. De pv verandert dan ook.
Jan liep naar huis. -> Jan loopt naar huis.

  • De zin van getal te veranderen. De pv verandert dan ook.
Het kind begint spontaan te huilen. -> De kinderen beginnen spontaan te huilen.

Slide 10 - Slide

Wat is de persoonsvorm?
Waarom heeft Tijn de wandelvierdaagse gelopen?

Slide 11 - Open question

Wat is de persoonsvorm?
'Houd eens je mond.'
A
Houd
B
Er is geen persoonsvorm.
C
eens
D
je mond

Slide 12 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?
'In zijn broek heeft Tsjerk een scheur.'
A
zijn
B
Tsjerk
C
heeft
D
een scheur

Slide 13 - Quiz

Eerst de PV -> dan de zin in zinsdelen verdelen
  • Een zinsdeel / kan / één woord of meerdere woorden/ zijn .
  • Ieder 'stukje' van de zin dat je voor de persoonsvorm kunt plaatsen is een apart zinsdeel.
  • Alles dat voor de persoonsvorm staat is dus automatisch één zinsdeel.
  • Elk zinsdeel geeft een stukje informatie over de zin. Je kunt er vaak een vraag bij stellen.


Dit weekend gaan we naar de efteling.

Slide 14 - Slide

Deel de zin op in zinsdelen:

Julius wil graag een koekje geven aan Gijs.

Slide 15 - Open question

Deel de zin op in zinsdelen:

Gisteren tijdens de grote pauze hebben de jongens een stevig potje gevoetbald.

Slide 16 - Open question

Onderwerp
Zinnen bestaan uit zinsdelen. 

Het onderwerp (ow) is ook een zinsdeel.

Slide 17 - Slide

Onderwerp
-> Iemand of iets doet of is dat. 

  • Wie/wat + pv?
  • Je kunt ook het getal van de zin veranderen, het onderwerp verandert dan samen met de persoonsvorm.

De burgemeester gaf Jurre een hand.
De burgemeester is een toffe peer.

Slide 18 - Slide

Wat is het onderwerp in deze zin?
Jasmijn heeft het afgelopen weekend carnaval gevierd.

Slide 19 - Open question

Wat is het onderwerp in deze zin?
Tijdens de vergadering bleken de directeuren veel vragen te hebben.

Slide 20 - Open question

Aan de slag!
  • Ga naar PLOT
  • Ga naar Grammatica 2 -> les 1
  • Maak opdracht 1-3 (persoonsvorm)
  • Maak opdracht 4-6 (zinsdelen)
  • Maak opdracht 10-11 (onderwerp)

Klaar? Oefenen in spellingapp of app werkwoordspellen!

Slide 21 - Slide

Huiswerk & TaalVout
PLOT -> Grammatica 2 -> les 1
Maak opdracht 1-3 (persoonsvorm)
Maak opdracht 4-6 (zinsdelen)
Maak opdracht 10-11 (onderwerp)

  • Zelfstandig oefenen Spellingapp + app werkwoordspellen




Slide 22 - Slide