We gaan van een agrarisch-urbane samenleving naar een industrieel-urbane samenleving.
1800: mensen wonen in een stad en werken in een fabriek.
2 bevolkingsgroepen: industriële ondernemers en fabrieksarbeiders: er ontstonden veel nieuwe beroepen.
Er vond urbanisatie plaats: woonomstandigheden waren slecht, de lonen waren laag en er was kinderarbeid.
19e eeuw: Er ontstaat een klassensamenleving, standensamenleving verdwijnt.
Je kon je opwerken!!