Voegwoorden klas 3

• Nederlands
• Basisschool
• Groep 6

Voegwoorden

Je leert hoe je voegwoorden kunt herkennen, zodat je weet wanneer je een komma in een zin moet plaatsen. 

Wat is een voegwoord? 

Een voegwoord ´metselt´ 2 zinnen aan elkaar. 

Voorbeelden van voegwoorden zijn:

en, of, maar, want, dus 

En 

De ouders drinken koffie en de kinderen drinken limonade. 

Mevrouw leest een boek en de kinderen luisteren. 

Of 

Wil je een koekje of wil je een appel? 

Ik ga naar de speeltuin of ik ga naar mijn vriendje. 

Maar 

Daan wil graag op voetbal, maar dat mag niet van zijn moeder. 

Ik wil buiten fietsen, maar het regent veel te hard. 

Want 

Ik ga met de fiets, want het is mooi weer. 

Hij trakteert op snoep, want hij is vandaag jarig. 

Dus 

Het is droog, dus we kunnen buiten spelen. 

Ik ben ziek, dus ik ga niet naar school. 

Ik drink geen koffie, ... wel thee.

1. en
2. maar

Ik doe een muts op, ... ik heb koude oren.

1. want
2. en

Wil jij koffie ... chocolademelk?

1. maar
2. of
3. want
4. dus

Het water in de sloot is bevroren, ... het is koud geweest vannacht.

1. of
2. en
3. maar
4. want

Ik vind schaatsen leuk, ... mijn zusje vindt het te koud.

1. want
2. en
3. maar
4. dus