Lezen H2.3 Talent havo 3

2.3 lezen
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quiz and text slides.

Items in this lesson

2.3 lezen

Slide 1 - Slide

IN DEZE PARAGRAAF LEER JE:


• wat een nieuwsbericht is;
• tekstdoel, tekstsoort en tekstvorm herkennen;
• een tekst kritisch lezen;
• het leespubliek van een tekst herkennen.

Slide 2 - Slide

Korte herhaling Lezen 1.3
  • onderwerp/deelonderwerp
  • hoofdgedachte
  • tekstverbanden en signaalwoorden

Slide 3 - Slide

Onderwerp en deelonderwerp
Als je een tekst hebt gelezen, kun je het onderwerp bepalen.
Een onderwerp bestaat vaak uit verschillende deelonderwerpen.

Een deelonderwerp herken je
vaak aan een tussenkopje.
Onderwerp: iPad in de klas
Deelonderwerpen:
  • digitale schoolboeken 
  • altijd internet 
  • interactief onderwijs

Slide 4 - Slide

Hoofdgedachte
Hoofdgedachte = het belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp zegt.

Zo vind je een hoofdgedachte:
1. Onderwerp zoeken.
2. Wat is het belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp verteld? Antwoord in één goed geformuleerde zin. 


Slide 5 - Slide

Hoofd- en bijzaken
De belangrijkste informatie van een tekst noem je de hoofdzaken. Deze hoofdzaken vind je vaak op vaste plekken in de tekst zoals de inleiding en het slot van de tekst. 

Slide 6 - Slide

Kernzinnen
Kernzinnen geven de belangrijkste informatie van een zin aan. De kerzin is de eerste, de tweede of de laatste zin van een alinea. 

De kernzin werk je uit in de rest van de alinea. Een alinea wordt daardoor gemiddeld
tussen de drie en tien zinnen. Uitwerkingen van een kernzin kunnen onder andere
bestaan uit:
- een voorbeeld
- nadere uitleg of toelichting
- argumentatie

Slide 7 - Slide

Tekstverbanden
  • chronologisch/tijd
  • opsommend
  • tegenstellend
  • toelichtend / uitleggend
  • concluderend 
  •  redengevend 
  • oorzaak - gevolg
  • vergelijkend 
  • middel - doel
  • samenvattend  
  • voorwaardelijk  

Slide 8 - Slide

Vorige les

Slide 9 - Slide

Nieuwsberichten
  • Gaat over een actuele gebeurtenis.
  • Informatieve tekst.
  • Neutraal geformuleerd.
  • Plaatsnaam waar iets gebeurd is, wordt genoemd.
  • Onder de kop staat wie het bericht geschreven heeft.

Tweedeling: inleiding en kern (slot ontbreekt vaak)

Slide 10 - Slide

5 w-vragen en 1 h-vraag
Een journalist probeert altijd een zo volledig mogelijk verhaal te vertellen. Daarvoor wordt in de journalistiek een ezelsbruggetje gebruikt: de 5W1H-methode. Ze geven antwoord op de vragen: wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe.
Wie: over wie gaat het nieuwsbericht? 
Wat: wat is er precies gebeurd? 
Waar: op welke plek is het gebeurd? Dit kan heel specifiek zijn, bijvoorbeeld een straatnaam 
Wanneer: op welke datum is het nieuwsfeit gebeurd of gaat er iets gebeuren? 
Waarom: waarom is het gebeurd? 
Hoe: hoe is het gebeurd? 

Slide 11 - Slide

Huiswerk
Vragen over de gemaakte opdrachten?
Onduidelijkheden?

Slide 12 - Slide

Kritisch lezen

Slide 13 - Slide

Wat is kritisch lezen?
  • Niet alles meteen geloven wat je leest (op internet). 
  • Je beoordeelt de tekst die je leest op betrouwbaarheid door jezelf vragen te stellen over de tekst.  
  • Je vraagt jezelf ook af of er objectieve of subjectieve informatie in de tekst staat.  

Slide 14 - Slide

Waarom kritisch lezen?
  • Je komt vaak dezelfde informatie tegen op verschillende websites, als je informatie zoekt op internet. 
  • Het is niet altijd duidelijk waar de schrijver de informatie vandaan heeft. Online wordt veel informatie kritiekloos overgenomen.

Slide 15 - Slide

Verschil objectief en subjectief
  • objectief: de schrijver presenteert de feiten en laat zijn mening buiten beschouwing. Hij/zij geeft iets weer zoals het is. --> is dit waar/echt gebeurd? Klopt dit met wat ik al weet?
  • subjectief: de schrijver blijft niet neutraal maar geeft zijn/haar mening of geeft informatie gebaseerd op zijn/haar eigen waarneming. -->vind ik dit ook? Komt dit overeen met mijn eigen waarneming?

Slide 16 - Slide

1. Beschrijf dit schilderij objectief
2. Beschrijf dit schilderij subjectief

Slide 17 - Slide

Objectief of subjectief?
Tekst 1
Tekst 2

Slide 18 - Slide

Opdracht 9a: Horen de woorden bij objectief of subjectief?
subjectief
objectief
feitelijk
bevooroordeeld
gekleurd
neutraal
onpartijdig
partijdig
persoonlijk
vooringenomen
zakelijk

Slide 19 - Drag question

Aan de slag!
Tijdens de les:
  • Maak opdracht 9 a +b
  • Maak opdracht 10 t/m 12a + b
Huiswerk maandag 19 december:
  • lees de tekst LEESPUBLIEK 
  • maken opdracht 13, 15, 16, 18

Slide 20 - Slide