Zet de begrippen bij de juiste periode (vóór de industriële revolutie of industriële revolutie)?
Industriële revolutie
vóór de industriële revolutie
fabrieken
huisnijverheid
landbouw
stoommachine
slechte werkomstandigheden
stad
platteland
Slide 6 - Drag question
Oorzaak Industriele Revolutie
Gevolg Industriele Revolutie
Nieuwe werktuigen voor op het land
verbeterde voedselvoorziening
bevolkingsgroei
huisnijverheid
migratie naar de stad
uitvinding machines
Vervanging huisnijverheid door fabriekswerk
Urbanisatie
Slide 7 - Drag question
Van welk jaartal tot welk jaartal duurde de tweede industriële revolutie?
A
1820-1970
B
1870-1920
C
1890-1930
D
1860-1910
Slide 8 - Quiz
Welk begrip past het best bij de Tweede Industriële Revolutie?
A
stoommachine
B
ijzer
C
atoomkracht
D
elektriciteit
Slide 9 - Quiz
Engeland bleef in de tweede industriële revolutie achter door de zogenaamde ‘de wet van de remmende voorsprong’. Welke van de volgende antwoorden beschrijft de betekenis van deze wet?
A
Als je weinig geld hebt, kun je niet zo makkelijk nieuwe uitvindingen doen omdat je veel onderzoek moet doen voordat een uitvinding gedaan is.
B
Als je al veel geïnvesteerd hebt in machines die eerder zijn uitgevonden, kun je niet zo eenvoudig overstappen naar nieuwere uitvindingen.
C
Dit is een bekend begrip in de natuurwetenschappen, waarmee een uitvinding wordt vergeleken met een rivier. Die stroomt in het begin ook sneller dan aan het eind.
Slide 10 - Quiz
De sociale kwestie is een 19e-eeuws begrip, maar het probleem bestond gedeeltelijk al vóór de industriële revolutie. Leg uit wat er veranderde, waardoor de sociale kwestie aandacht kreeg.
A
Arbeiders kwamen zelf in opstand
B
De kerk greep in toen er teveel armenzorg nodig was
C
Het werd zichtbaarder voor rijke mensen in de stad door urbanisatie
D
De fabriekseigenaren zagen van dichtbij hoe de omstandigheden waren
Slide 11 - Quiz
De industriële revolutie was de oorzaak van de sociale kwestie omdat...
A
kapitalisme ontstond
B
fabrieken werden gebouwd
C
machines het werk van arbeiders overnamen
D
grote fabriekssteden ontstonden
Slide 12 - Quiz
In 1874 publiceerde de Maastrichtse priester J.H. Wijnen een brochure waarin hij de sterk toegenomen kinderarbeid in zijn stad veroordeelde. Bij welke twee kenmerkende aspecten van de moderne tijd past de kritiek op kinderarbeid?
A
'de opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen'
B
'de moderne vorm van imperialisme die verband hield met de industrialisatie'
C
'de industriële revolutie die in de westerse wereld de basis legde voor een industriële samenleving'
D
'discussie over de sociale kwestie’
Slide 13 - Quiz
Leg met bronelementen uit dat: - de bron past bij de sociale kwestie en - de prent zowel een oorzaak als een gevolg kan zijn geweest van de sociale kwestie
Slide 14 - Open question
Breng de informatie uit deze bron in verband met de volgende ontwikkelingen in de negentiende eeuw: 1 de Industriële Revolutie en 2 het ontstaan van discussies over de sociale kwestie.
Slide 15 - Open question
Bij welk kenmerkend aspect (of onderdeel daaruit) past deze afbeelding het best?
A
De industriële revolutie als basis voor industriële samenleving
B
Rationeel optimisme en ‘’verlicht denken’’
C
Discussies over de sociale kwestie
D
de opkomst van het abolitionisme
Slide 16 - Quiz
Deze vraag gaat over de sociale kwestie tijdens de industriële revolutie.
1 De ergste misstanden verdwijnen 2 Door de industrialisatie ontstaat de sociale kwestie. 3 Er komen sociale wetten 4 Vakbonden komen op voor de belangen van werknemers.
Zet bovenstaande vier zinnen in de juiste tijdsvolgorde:
A
4 --> 2 --> 3 --> 1
B
2 --> 4 --> 3 --> 1
C
2 --> 4 --> 1 --> 3
D
2 --> 3 --> 4 --> 1
Slide 17 - Quiz
Voor industrialisatie
Na industrialisatie
Sleep de kenmerken naar het juiste vak.
Sociale Kwestie
Huisnijverheid
stoommachines
Landbouwsamenleving
Steden ontstaan
Slide 18 - Drag question
Sociale wetten zijn ...
A
Wetten die de leef- en werkomstandigheden van arbeiders verbeteren.
B
Wetten die er voor zorgen dat arbeiders beter samenwerken.
C
Wetten die zorgen dat fabriekseigenaren meer rechten krijgen.
D
Wetten die de relatie tussen overheid en arbeiders vastleggen.
Slide 19 - Quiz
Door de kinderwet van Van Houten mochten kinderen...
A
vanaf 12 jaar verplicht naar school
B
tot 12 jaar niet meer in fabrieken werken
C
tot 16 jaar nergens meer werken
D
evenveel verdienen als een volwassene
Slide 20 - Quiz
Wat hoort bij elkaar?
Woningwet
hygiëne
aanleg van waterleiding
Verbetering volksgezondheid
Van Houten
In 1851 werd gezondheid een gemeentetaak
In 1874 werd het kinderwetje aangenomen
Artsen wilden een schonere leefomgeving
De regering voerde sociale wetten in
Er was vooruitgang in de medische wetenschap
Slide 21 - Drag question
Oorzaak
Tussenstap
Gevolg
Industriële Revolutie
Urbanisatie
Sociale kwestie
Slide 22 - Drag question
Socialisme
Liberalisme
Fabrieks arbeiders
Fabrieksbazen
Grote rol overheid
Kleine rol overheid
Gelijkheid
Vrijheid
Sociale Kwestie
Slide 23 - Drag question
Op de afbeelding zie je een gezin in Drenthe die in bittere armoede leeft. Politici begonnen rond 1900 in te zien dat de overheid meer moest gaan doen aan armoedebestrijding. Waarom toen pas?
A
Daarvóór kwam armoede in Nederland nauwelijks voor.
B
Door de armoede gingen steeds meer fabrieken failliet.
C
Door de industrialisatie werd in de steden de armoede massaler en zichtbaarder.
D
Rond 1900 kwamen de socialisten in de regering.
Slide 24 - Quiz
Waarom wilden liberalen eigenlijk de armen niet helpen?
A
Omdat ook de armen zelf uit de armoede konden komen, volgens liberalen
B
Omdat het helpen van armen te veel geld zou kosten
C
Omdat de liberalen te lui waren om armen te helpen
D
Omdat de liberalen niet wisten hoe ze konden helpen
Slide 25 - Quiz
Wat is Modern imperialisme?
A
Europese landen willen hun macht uitbreiden in Amerika
B
De Europese landen willen hun macht uitbreiden in Azië en Afrika door in deze gebieden koloniën te stichten
C
Mensen zijn modern in hun gedachten, zoals het verlicht denken
D
Mensen reizen over de wereld om nieuwe dingen te ontdekken
Slide 26 - Quiz
Welke uitspraak over modern imperialisme is niet waar? Modern imperialisme..
A
..draaide uit op meer
Europese samenwerking.
B
..was het streven van Europese (groot)machten naar een wereldrijk.
C
..leidde tot het stichten van
koloniën in vooral Afrika en Azië.
D
..zorgde voor spanningen in Europa.
Slide 27 - Quiz
Een gesprek met koning Willem II over het invoeren van onderwijs in Indonesië :
‘De koning was bang dat wij zouden vergeten dat men de Javaan dom houdt, om hem gemakkelijker te regeren en gehoorzaam te maken aan ons.. (…). De koning beschouwt de Javanen slechts als koffie- en suikerproducenten.’
Welke oorzaak van modern imperialisme zie je in de bron?
A
De koning vindt dat hij volkeren in veroverde gebieden moet beschaven.
B
De koning wil meer aanzien door zoveel mogelijk gebieden te veroveren.
C
De koning wil producten verkopen in veroverde gebieden.
D
De koning wil grondstoffen verkrijgen in veroverde gebieden.
Slide 28 - Quiz
Welk motief voor het modern imperialisme zie je in de bron?
A
afzetmarkten
B
macht
C
beschaven
D
grondstoffen
Slide 29 - Quiz
Welk soort motief voor het modern imperialisme zie je in de bron?
A
Economisch
B
Politiek
C
Cultureel
D
Sociaal
Slide 30 - Quiz
Geef een reden waarom de bron past bij het modern imperialisme.
Slide 31 - Open question
Motieven voor het modern imperialisme
Oorzaken van het modern imperialisme
Beschaving brengen
Vraag naar afzetgebieden
Vraag naar grondstoffen
Aanzien en hebzucht
Transportrevolutie
Industriële Revolutie
Nationalisme
Liberalisme: bijv. vrijhandel
Slide 32 - Drag question
Wat is modern imperialisme?
A
Europese inspanningen om ervoor te zorgen dat de bevolking van de koloniën welvarend zou worden.
B
Europese machtsuitbreiding in Azië en Afrika na 1870, waardoor grote koloniale rijken ontstonden.
C
Europese ontdekkingsreizen in de 17de eeuw, met als doel de relatie tussen Europa & Azië te verbeteren.
D
Europese samenwerking om te zorgen dat er nooit meer oorlog komt na 1945 in de wereld.
Slide 33 - Quiz
Onderstaande kaartjes zijn kenmerken van het modern imperialisme.
Geef aan of deze kenmerken alleen bij het modern imperialisme horen, of ook bij het oude imperialimse passen.
Oud én modern imperialisme
Continuïteit
Alleen modern imperialimse
Verandering
White man's burden
Koloniseren
Onderdrukken van de bevolking
Westers bestuur in de kolonie
Afzetmarkt en grondstoffen
Het verspreiden van het christendom
Nationalisme
Handel en productie voor Europa
Slide 34 - Drag question
Bekijk de bron. Wanneer is deze bron gemaakt? Wat zegt deze bron over de kijk op oorlogvoering tijden de eerste wereldoorlog? Leg dit uit!
Slide 35 - Open question
Leg uit wat deze bron te maken heeft met de Eerste Wereldoorlog. Benoem elementen uit de bron
Slide 36 - Open question
Wat gebeurt er op deze bron en wat heeft dit te maken met de Eerste Wereldoorlog?
Slide 37 - Open question
Een Duitse bron uit de Eerste Wereldoorlog. Leg uit of deze bron uit 1914 of 1917 komt en: bewijs dat deze bron past bij het begrip totale oorlog.
Slide 38 - Open question
Lees de bron hiernaast.
Noem een oorzaak van de Eerste Wereldoorlog die je in de bron herkent.