2KM L23 B2K/B2J Herhaling T & W H1 & H2

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Welkom! 

Ga naar je plek, pak je spullen en wacht tot de les begint.

• Lesboek Nieuw Nederlands
• Leesboek
• Schrift of collegeblok
• Pen

Wat gaan we doen?

• Lesdoelen
• Mededelingen
• Lezen
• Huiswerk bespreken
• Terugblik 
• Zelfstandig leren
• Toets
• Huiswerk
• Evaluatie les

Lesdoelen

• Ik kan voegwoorden op de juiste manier gebruiken om samengestelde zinnen te maken
• Ik kan punten, uitroeptekens en vraagtekens gebruiken
• Ik kan komma's gebruiken
• Ik kan hoofdletters gebruiken, ook in namen en woorden die van namen zijn gemaakt
• Ik weet de moeilijke woorden uit deze paragraaf goed te spellen
• Ik weet wat ik moet leren voor de toets

Mededelingen

Wat moet ik weten?

Lezen in stilte

Samen nakijken huiswerk

Opdracht 2 (blz. 59)

Nakijkboekje vanaf blz: ..

Gebruik een andere kleur pen. Corrigeer je antwoord, indien fout. Heb je een vraag? 

Steek je vinger op!

Samen nakijken huiswerk

1. Hedwig en Tessa gaan op zondag met de trein naar Maastricht.

2. Op het Noordplein staat altijd een knalgele Porsche.

3. ’s Ochtends brengt Henk altijd heel vroeg de krant rond in het dorp.

4. Vanuit het noorden trekken zware onweersbuien over Ameland.

5. We gaan met de hele klas in mei op schoolreisje naar Zuid-Duitsland.

6. Op dierendag geef ik onze hond Pukkie altijd extra brokken.

Nakijken huiswerk

Opdracht 1 t/m 4 (blz. 56/57)

Opdracht 1 t/m 4 en 6 (blz. 58-59)
Nakijkboekje vanaf blz: ..

Gebruik een andere kleur pen. Corrigeer je antwoord, indien fout. Heb je een vraag? 

Steek je vinger op!
Klaar? Maak de startopdracht op blz. 58

Hoe vind je een woordbetekenis in een tekst?

• Zoek in de tekst een synoniem.
• Zoek in de tekst naar de betekenis.
• Zoek in de tekst naar een voorbeeld.
• Zoek in de tekst naar en tegenstelling. 
• Zoek in het woord dat je niet kent een bekend woorddeel.

Betekenis niet uit de tekst te halen?

Gebruik een woordenboek.
Kies de betekenis die in de tekst past.

Persoonsvorm

Hoe vind je de persoonsvorm in een zin? 

Ik wil vandaag Nederlandse les volgen.

Persoonsvorm vinden

Ik wil vandaag Nederlandse les volgen

• Vraagproef
  Wil jij vandaag Nederlandse les volgen?
  
  
• Tijdproef
  Ik wilde vandaag Nederlandse les volgen

Persoonsvorm vinden

Ik wil vandaag Nederlandse les volgen

• Vraagproef
  Wil jij vandaag Nederlandse les volgen?
  
  
• Tijdproef
  Ik wilde vandaag Nederlandse les volgen

Onderwerp

Hoe vind je het onderwerp in een zin? 

Ik wil vandaag Nederlandse les volgen.

Onderwerp vinden

Ik wil vandaag Nederlandse les volgen

• Wie of wat + pv
  Wie wil? 
  
  

Onderwerp vinden

Ik wil vandaag Nederlandse les volgen

• Wie of wat + pv
  Wie wil? 
  
  

Gezegde

Hoe vind je het gezegde in een zin? 

Ik wil vandaag Nederlandse les volgen.

Gezegde vinden

Ik wil vandaag Nederlandse les volgen

• Alle werkwoorden uit de zin
  
  

Gezegde vinden

Ik wil vandaag Nederlandse les volgen

• Alle werkwoorden uit de zin:
  
  Gezegde = wil volgen

Volgorde benoemen zinsdelen

1. Noteer de persoonsvorm
2. Zoek het onderwerp
3. Zoek het gezegde

Persoonsvorm spellen

Stap 1: Wat is de ik-vorm?

Stap 2: Staat de zin in de tegenwoordige tijd (tt) of verleden tijd (vt)? 

Persoonsvorm tt enkelvoud

• Je gebruikt de ik-vorm als ik ervoor staat of jij/je erachter
• Kun je je niet vervangen door jij? Dan heb je NIET te maken met de ik-vorm
• In de andere gevallen: ik-vorm + t

Persoonsvorm tt meervoud

• Persoonsvorm tt = hele werkwoord!

Persoonsvorm vt 

• Is het een zwak of sterk werkwoord?
• Zwak werkwoord is een werkwoord dat NIET van klank veranderd.
• Bij een sterk werkwoord veranderd de klank

Persoonsvorm vt: zwak werkwoord 

• Enkelvoud: Ik-vorm + -de/-te
  
• Meervoud: Ik-vorm + -den/-ten

Wanneer -de(n) en wanneer -te(n)?
't ex-fokschaap
Kijk naar laatste letter van het ww als je -en afhaalt: Staat die medeklinker WEL in het 't ex-fokschaap? --> dan schrijf je -te(n) 

Persoonsvorm vt: sterk werkwoord 

• Schrijf het werkwoord zo kort mogelijk

Woordsoorten

De woorden van een taal kun je indelen in woordsoorten.

Wat zijn woordsoorten?

Woordsoorten

• Werkwoord (ww)
• Lidwoord (lw)
• Zelfstandig naamwoord (zn)
• Bijvoeglijk naamwoord (bn)
• Voorzetsel (vz)

Werkwoord (ww)

Zegt wat iets of iemand doet of wat er gebeurt. 
In een zin staat minstens één werkwoord. 

Een werkwoord heeft verschillende vormen.

Bijvoorbeeld?

Lidwoord (lw)

• De
• Het
• Een

Zelfstandig naamwoord (zn)

Is een woord voor een mens, dier, plant of ding.

Een naam is ook een zelfstandig naamwoord!

Bijvoorbeeld?

Bijvoeglijk naamwoord (bn)

Vertelt iets over een zelfstandig naamwoord. 

Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord vertelt waarvan het iets is gemaakt. 

Bijvoorbeeld?

Voorzetsel (vz)

Is een kort woord dat vaak een tijd of plaats aangeeft. 

Bijvoorbeeld?

Figuurlijk taalgebruik

In teksten of in gesprekken kom je vaak uitdrukkingen of woorden tegen met een figuurlijke betekenis. 

Begrijp je deze niet? Zoek ze dan op in het woordenboek!

Figuurlijk taalgebruik opzoeken

Zoek bij het eerste zelfstandige naamwoord uit de uitdrukking op.

Vind je de uitdrukking niet?

Zoek dan op een ander belangrijk woord. 

Samengestelde zinnen

• Twee persoonsvormen!
• Samengestelde zin heeft een voegwoord.
• Hoe check je of het een samengestelde zin is?

Voegwoorden

• En
• Terwijl 
• Omdat
• Zodat
• Nadat
• Als 
• Toen
• Want
• Maar
• Of 
• Dus

Samengestelde zinnen maken

Gebruik een voegwoord om van twee zinnen één zin te maken.

Controleer dan of de woordvolgorde goed is.

Omdat de zon schijnt, hij gaat zwemmen.

Omdat de zon schijnt, gaat hij zwemmen.

Hoofdletters

• Aan het begin van een zin
• Als de zin met 's begint, verschuift de hoofdletter:
  's Morgens ben ik vrolijk
• Bij namen
• Bij woorden die van namen zijn gemaakt: 
  Noord-Brabantse, Ierse, Marokkaanse

Geen hoofdletters

• Namen van dagen
• Namen van maanden
• Seizoenen
• Windstreken

Leestekens

• In een zin met twee persoonsvormen naast elkaar:
  Als jij de hond uitlaat, zet ik thee.
• Voor voegwoorden. Behalve bij het voegwoord en.
  Ik zit in de Nederlandse les, omdat het moet.
  Ik zit in de Nederlandse les en ik leer heel veel. 
• Tussen de delen van een opsomming. Behalve tussen en.
  Ik heb mijn boek, mijn tas, mijn schrift en mijn etui bij me. 

Zelfstandig werken

Maak: 
Een samenvatting van de leerstof 

OF
De opdrachten met sterretjes
OF 
Een opdracht opnieuw
OF
Extra opdrachten vanaf blz. 217
Heb je een vraag?  Steek je vinger op!

Rustig samenwerken

Maak:

Een samenvatting van de leerstof

OF

De opdrachten met sterretjes

OF

Een opdracht opnieuw

OF

Extra opdrachten vanaf blz. 217

Heb je een vraag? Steek je vinger op!

Toets: 18 november

Woordenschat & taalverzorging H1 en H2.

Leren:

Alle groene theorieblokken

De woorden uit de paragrafen (als er woorden tussen staan die je niet begrijpt, leer deze woorden dan)

Kijk verder je huiswerk nog een keer goed door, waar had je moeite mee? Probeer nog verder te oefenen met de extra opgaven (met sterretje) in iedere paragraaf.

Je mag een woordenboek bij de toets houden!

Huiswerk

Datum:


Maken:

Lesdoelen

• Ik kan voegwoorden op de juiste manier gebruiken om samengestelde zinnen te maken
• Ik kan punten, uitroeptekens en vraagtekens gebruiken
• Ik kan komma's gebruiken
• Ik kan hoofdletters gebruiken, ook in namen en woorden die van namen zijn gemaakt
• Ik weet de moeilijke woorden uit deze paragraaf goed te spellen
• Ik weet wat ik moet leren voor de toets

Evaluatie

• Wat heb je geleerd deze les?
• Wat ging er goed?
• Wat kan beter?