This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
M4 spelling en formulering
Slide 1 - Slide
Wat is het verschil tussen "me" en "mijn"?
Slide 2 - Open question
Persoonlijk versus bezittelijk:
Persoonlijk vnw.
Bezittelijk vnw.
me
mijn
jou
jouw
u
uw
zij
hun
Slide 3 - Slide
Dat is ... tas.
Hij houdt van ... .
Is dat ... fiets?
Hij ziet ... niet staan.
me
mijn
jou
jouw
Slide 4 - Drag question
Wanneer gebruiken we een hoofdletter?
Slide 5 - Open question
Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
titanic
B
Titanic
Slide 6 - Quiz
Hoofdletter of een hoofdletter?
A
Kerstmis
B
kerstmis
Slide 7 - Quiz
Hoofdletters: waar staan de hoofdletters goed?
A
Ik ken stef Van leeuwen
B
Ik ken Stef van Leeuwen
C
ik ken stef van Leeuwen
D
ik ken Stef Van leeuwen
Slide 8 - Quiz
Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
intertoys
B
Intertoys
Slide 9 - Quiz
A: Hoofdletters
1. Eerste deel van een zin
2. Namen
3. Aardrijkskundige namen
4. Namen van feestdagen
5. Historische gebeurtenissen
6. Titels
7. Afkortingen
Slide 10 - Slide
Interpunctie
Voor alle voegwoorden (maar, want, omdat etc...) moet een komma. Ik heb gesolliciteerd, omdat ik graag muziek maak.
Tussen twee persoonsvormen zet je een komma. Toen hij dat verteld had, begon iedereen te juichen.
Iets wat iemand heeft gezegd, zet je tussen aanhalingstekens. Mijn moeder zegt altijd: "Je kunt beter gitaarspelen dan ik."
Slide 11 - Slide
Wat is een goed citaat?
A
Bas zei 'Ik ga een nieuwe telefoon kopen.'
B
'Kom je morgen langs?' vroeg hij.
C
Mijn vriendin zei: Wij gaan nu naar school.
D
'Ik heb een tien voor mijn toets gehaald'! riep hij.
Slide 12 - Quiz
Waar moet de komma?
A
Als jij een film uitzoekt maak, ik het eten klaar.
B
Als jij een film uitzoekt maak ik het eten klaar.
C
Als jij een film uitzoekt, maak ik het eten klaar.
D
Als jij een film, uitzoekt maak ik het eten klaar.
Slide 13 - Quiz
Verbeter de interpunctie in de zin:
Jan heeft niet goed geleerd dus haalt hij geen 8 9 of 10
Slide 14 - Open question
Plaats de komma op de juiste plek
Ik ga niet naar school want ik ben ziek.
,
Slide 15 - Drag question
Plaats de komma op de juiste plek
Ze vertelde het aan iedereen hoewel het een geheim was,
,
Slide 16 - Drag question
Regels werkwoordspelling
Tegenwoordige tijd: stam (+ T )
Verleden tijd: t xkfschp
Voltooid deelwoord: t xkfschp / langer maken
Slide 17 - Slide
Ik ... jou aardig.
Wat is er ...?
Er ... hier van alles!
Piet ... mij vervelend.
gebeurd
gebeurt
vindt
vind
Slide 18 - Drag question
werkwoordspelling
A
Hij bediend de gasten
B
Hij bedient de gasten
Slide 19 - Quiz
werkwoordspelling
A
Hij niestte toen hij peper in zijn neus kreeg.
B
Hij nieste toen hij peper in zijn neus kreeg.
C
Hij niesde toen hij peper in zijn neus kreeg.
D
Hij niesden toen hij peper in zijn neus kreeg.
Slide 20 - Quiz
werkwoordspelling
A
Het hout is opgebrandt.
B
Het hout is opgebrand.
Slide 21 - Quiz
Menig persoon [ ] zich de strijd met de vreselijke d’s en t’s. Je moet er goed op letten dat de laatste letter, afhankelijk van de vorm en tijd van het werkwoord, soms [ ]. Het is dan ook niet voor niets dat de werkwoordspelling jaarlijks wordt
[ ]. Een foutje is ook na jarenlange training, nauwgezette oefening en gerichte uitleg zo [ ]. Hoewel er enkele lastige regels toegepast dienen te worden, moet je er wel op blijven letten dat iedere letter de juiste uitgang krijgt die het heeft
[ ].
Zorg ervoor dat je alle regels nog een keer zorgvuldig [ ]. De werkwoordspelling is echt nooit [ ], maar bij het schrijven heb je het stappenplan gewoon niet voldoende
[ ]. Het [ ]vast nog wel eens dat je een slordigheidsfoutje maakt, maar je tekst krijgt de zorg die het