1mh1

1 / 22
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Goals
At the end of this lesson...
  • You know what This/That/These/Those are
  • You know how and when to use them
  • You know can/can't 
  • You know how to use can/can't

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Enkelvoud
Meervoud
Dichtbij
Ver weg

Slide 4 - Slide

.....dog over there is big
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 5 - Quiz

______ laptop over there is Sem's.
A
This
B
That
C
These
D
Those

Slide 6 - Quiz

.... sandwich is very yummy!
A
This
B
That
C
These
D
Those

Slide 7 - Quiz

Look at .... cars over there
A
This
B
That
C
These
D
Those

Slide 8 - Quiz

Explanation can & can't
'can' betekent 'kunnen' of 'mogen'
'can't' betekent 'niet kunnen' of 'niet mogen'

'can't' is kort voor 'cannot'

Slide 9 - Slide

Examples
I can speak English. = Ik kan Engels spreken.
I can't speak English. = Ik kan geen Engels spreken.

Slide 10 - Slide

Wat betekent 'can'?
A
kunnen
B
nodig hebben
C
moeten
D
mogen

Slide 11 - Quiz

Wat betekent 'can't'?
A
niet mogen
B
kunnen
C
niet kunnen
D
niet mogen OF niet kunnen

Slide 12 - Quiz

Een vraag stellen
Bij vragen staat 'can' vooraan in de zin.

Can you help me?
Can you speak English?

Slide 13 - Slide

Waar staat 'can' in een vraagzin?
A
vooraan
B
achteraan
C
leguaan
D
in het midden

Slide 14 - Quiz

Exercise
vul steeds can OF can't in.

Slide 15 - Slide

Birds _____ fly.

Slide 16 - Open question

She _____ ride a bike.

Slide 17 - Open question

You _____ swim here.

Slide 18 - Open question

Beyoncé _____ sing.

Slide 19 - Open question

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 20 - Open question

Next up: Ga verder met de hele weektaak
Coursebook 1.4 (page 14)
Workbook A exercise 29 31 t/m 33

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide