Les 2 Engels

English
Can & can't
1 / 24
next
Slide 1: Slide
BurgerschapMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3,4

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

English
Can & can't

Slide 1 - Slide

Can & can't

Slide 2 - Slide

Explanation can & can't
'can' betekent 'kunnen' of 'mogen'
'can't' betekent 'niet kunnen' of 'niet mogen'

'can't' is kort voor 'cannot'

Slide 3 - Slide

Example (voorbeeld)
I can speak English. = Ik kan Engels spreken.

I can't speak English. = Ik kan geen Engels spreken.

Slide 4 - Slide

Wat betekent 'can'?
A
kunnen
B
nodig hebben
C
moeten
D
mogen

Slide 5 - Quiz

Wat betekent 'can't'?
A
niet mogen
B
kunnen
C
niet kunnen
D
niet mogen OF niet kunnen

Slide 6 - Quiz

Een vraag stellen
Bij vragen staat 'can' vooraan in de zin.

Can you help me?
Can you speak English?

Slide 7 - Slide

Waar staat 'can' in een vraagzin?
A
vooraan
B
achteraan
C
leguaan
D
in het midden

Slide 8 - Quiz

Exercise
vul steeds can OF can't in.

Slide 9 - Slide

A snake _____ jump.

Slide 10 - Open question

Beyoncé _____ sing.

Slide 11 - Open question

Birds _____ fly.

Slide 12 - Open question

She _____ ride a bike.

Slide 13 - Open question

You _____ swim here.

Slide 14 - Open question

Bijwoorden op -ly (adverbs)
Aan het eind van deze les:
  • weet jij hoe je bijwoorden op-ly moet maken en hoe jij ze op de juiste manier/plaats in de zin moet gebruiken

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Check yourself
Complete the sentences by filling in the adverb:

Slide 19 - Slide

The driver was driving really ................. !
A
slow
B
slowly

Slide 20 - Quiz

This woman is .......................... old.
A
increadibly
B
increadible

Slide 21 - Quiz

It is raining .................. hard today.
A
extreme
B
extremely

Slide 22 - Quiz

It was ................. too difficult for me!
A
simpley
B
simple
C
simply

Slide 23 - Quiz

This programme will be .......................... updated.
A
automatic
B
automatically
C
automaticly

Slide 24 - Quiz