H5§1 Grammatica Zinsdelen Werkwoordelijk/Naamwoordelijk gezegde

(Naamwoordelijk) gezegde
Een zin heeft een werkwoordelijk gezegde  
(= alle werkwoorden in een zin)

                       OF!


Een zin heeft een naamwoordelijk gezegde
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

(Naamwoordelijk) gezegde
Een zin heeft een werkwoordelijk gezegde  
(= alle werkwoorden in een zin)

                       OF!


Een zin heeft een naamwoordelijk gezegde

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Heel belangrijk!
In een zin met een naamwoordelijk gezegde staat meestal een koppelwerkwoord.

Een koppelwerkwoord koppelt een eigenschap aan het werkwoord.

Zijn, worden, blijven, lijken en schijnen zijn de meest voorkomende koppelwerkwoorden (ouderwets = dunken en voorkomen).

Slide 3 - Slide

Koppelwerkwoord
Eén van de werkwoorden van een naamwoordelijk gezegde  is een vorm van een koppelwerkwoord.
Koppelwerkwoorden: zijn, worden, lijken, blijken, blijven, schijnen  

Slide 4 - Slide

Naamwoordelijk gezegde

Slide 5 - Slide

Naamwoordelijk gezegde
In zinnen met een naamwoordelijk gezegde zit nooit een lijdend voorwerp!

Slide 6 - Slide

Wat is een naamwoordelijk gezegde?
A
Hij heeft gegeten.
B
Hij heeft een zusje gekregen.
C
Hij heeft corona.
D
Hij is een vrolijke Frans.

Slide 7 - Quiz

Wat noteer je bij het naamwoordelijk gezegde?
A
koppelwerkwoord + naamwoordelijk deel
B
koppelwerkwoord
C
koppelwerkwoord + een kernmerk of eigenschap van het onderwerp
D
alle werkwoorden in de zin

Slide 8 - Quiz

naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?

Katrien is moe.
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde

Slide 9 - Quiz

naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?

Later wordt Katrien slaapspecialist.
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde

Slide 10 - Quiz

naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?

Zij dacht aan haar grote zachte bed met haar warme deken en haar grote hoeveelheid knuffels.
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde

Slide 11 - Quiz

Voor veel leerlingen blijft grammatica een moeilijk onderdeel.

Wat is de PV?
A
voor veel leerlingen
B
blijft
C
grammatica
D
een moeilijk onderdeel.

Slide 12 - Quiz

Voor veel leerlingen blijft grammatica een moeilijk onderdeel.

Wat is het OW?
A
voor veel leerlingen
B
blijft
C
grammatica
D
een moeilijk onderdeel.

Slide 13 - Quiz

Voor veel leerlingen blijft grammatica een moeilijk onderdeel.

werkwoordelijk gezegde of naamwoordelijk gezegde?
A
werkwoordelijk
B
nee, naamwoordelijk!

Slide 14 - Quiz

In een samengestelde zinnen komen meerdere persoonsvormen voorkomen. Bijvoorbeeld: 'Hij ging naar de winkel en kocht wat fruit.'

Enkelvoudige zinnen bevatten één persoonsvorm en samengestelde zinnen bevatten meerdere persoonsvormen.

Slide 15 - Slide

Aan de slag

Slide 16 - Slide

log in bij Noordhoff
Zoek het boek Nieuw Nederlands havo 3
Klink linksboven en zoek naar Cursus 5
Start opdrachten paragraaf 1 
(Grammatica, herhaling leerjaar 2 havo)

Laat even weten als je klaar bent

Ga iets voor jezelf doen in stilte

Slide 17 - Slide