HHC 1TH H5 NN6

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

HHC 1TH H5 NN6

Tekstdoelen

De schrijver van een tekst heeft een doel.

• Amuseren --> vermaken
• Iets te weten komen --> informeren
• Mening geven --> overtuigen
• Iets wel of niet doen --> overhalen / activeren
• Zeggen hoe je iets moet doen --> instrueren (uitleggen)
  

Wat is een tekstdoel?

1. Het doel van de tekst zoals die overkomt bij de lezer
2. Een schrijfdoel van een schrijver
3. Het doel dat de lezer wil bereiken met het lezen van een tekst.
4. Het doel dat de schrijver wil bereiken met zijn tekst.

Wat voor soort tekst is dit?

1. nieuwsbericht
2. stripverhaal
3. reclametekst
4. recept

Wat is het tekstdoel?

Tekstdoel?

Wat is het tekstdoel?

1. De schrijver wil informatie geven (informeren)
2. De schrijver wil je amuseren (amuseren)
3. De schrijver wil je iets laten doen (activeren)
4. De schrijver wil zijn mening geven (overtuigen)

Tekstdoel?

Wat is het tekstdoel?

1. De schrijver wil je iets leren of uitleggen (instrueren)
2. De schrijver wil je iets laten doen (activeren)
3. De schrijver wil je amuseren (amuseren)
4. De schrijver wil zijn mening geven (overtuigen)

Tekstdoel?

1. instrueren
2. amuseren
3. overtuigen
4. informeren

Tekstdoelen en tekstsoorten

Wat is de tekstsoort van de strip 'Donald Duck'?

1. Amuseren
2. Artikel
3. Strip
4. Informeren

Wat is de tekstsoort?

1. aankondiging
2. nieuwsbericht
3. artikel
4. oproep

Welke tekstsoort hoort niet bij een instructie?

1. Kookrecept
2. Knutselopdracht
3. Advertentie
4. Handleiding

Tekstsoorten

Je hebt nu al geleerd dat een schrijver verschillende doelen kan hebben voor een tekst.

Je gaat nu leren dat er ook verschillende tekstsoorten zijn.

Doel van de les

• Je leert dat je  van woorden die niet kent toch de betekenis kan vinden: Dat doe je door op zoek te gaan naar een bekend woorddeel
• Je leert dat dat kan bij samengestelde woorden, woorden met een voorvoegsel en woorden met een achtervoegsel

5. Zoek een bekend woorddeel. (let op woorden met een achtervoegsel zoals -loos en -vol). Wat is de betekenis van het woord smakeloos?
We betaalden veel geld in het restaurant, maar het eten was smakeloos.

1. zonder smaak
2. koud
3. pittig
4. te zout

Wat is de betekenis van het woord
faalangst?

Wat is de betekenis van het woord
onverdiend?

5. Zoek een bekend woorddeel. (let op woorden met een voorvoegsel zoals on- en her- ). Wat is de betekenis van het woord herinrichting?
De herinrichting van mijn slaapkamer was een hele klus.

1. verhuizing
2. verven
3. opnieuw inrichten
4. schoonmaken

Wat is de betekenis van het woord
gevoelloos

Bijvoeglijk naamwoord

BIJVOEGLIJK NAAMWOORD

- vertelt meer over een zelfstandig naamwoord

- staat in de buurt van een zelfstandig naamwoord

- het spannende boek

- een spannend boek'

- het boek is spannend

STOFFELIJK

BIJVOEGLIJK NAAMWOORD

- het gouden horloge

- een papieren tas

de zijden bloemen

- de houten tafel

Wat is een voorbeeld van een bijvoeglijk naamwoord?

1. Blonde
2. Man
3. Paard
4. De

De slimme leerling snapt het niet.
Welk woord is het bijvoeglijk naamwoord?

1. de
2. leerling
3. snapt
4. slimme

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de zin?

'Morgen komt mijn lieve vakantievriendin eindelijk logeren.'

1. morgen
2. lieve
3. eindelijk
4. er staat geen bijvoeglijk naamwoord in de zin

In welke zin staat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?

1. De aardige jongen lacht om haar grapjes.
2. Dat is de normaalste zaak van de wereld.
3. Morgen wordt het een mooie dag.
4. Die houten stoel lijkt me niet zo stevig!

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?

1. Zegt iets over de persoonsvorm
2. De, het, een
3. Hetzelfde als een voorzetsel
4. Zegt iets over het zelfstandig naamwoord

Verwijswoorden

deze

die

dit

dat

Mannelijke woorden zijn

1. de -woorden
2. het-woorden

Vrouwelijke woorden zijn

1. de -woorden
2. het-woorden

Bij mannelijke woorden gebruik je de verwijswoorden deze en die.

1. juist
2. onjuist

Bij onzijdige woorden gebruik je de verwijswoorden 'dit' en 'dat'.

1. juist
2. onjuist

Dat chique pand staat al maanden te koop, maar ...… hier was binnen een week verkocht.

1. deze
2. die
3. dit
4. dat

Tophockey was een spannend toernooi, ...… gewonnen werd door de dames van Den Bosch.

1. deze
2. die
3. dit
4. dat

Urenlang tuurde de astronoom door zijn telescoop naar de kosmos, ...… hem steeds voor verrassingen plaatst.

1. deze
2. die
3. dit
4. dat

Lesdoel

Aan het einde van de les: 

- kan je de persoonsvorm in de verleden tijd goed spellen

- kan je woorden met t en th goed spellen 

De kat ................... de muis gisteren.
doden (vt)

Mijn oma ........................... een taart.
bakken (vt)

De kok ......................... een heerlijke soep.
bereiden (vt)

De hele klas ............................ een brief.
schrijven (vt)

Alle leerlingen ........................... among us.
spelen (vt)

bereiden (tt)
De kok ................................. een voorgerecht.

Persoonsvorm verleden tijd - zwakke werkwoorden

Onderwerp enkelvoud = ik - vorm + te / de

Onderwerp meervoud = ik-vorm + ten / den 

Te(n) of de(n)?
- verlengproef (langer maken!)

- 't eX KoFSCHiP
   hele werkwoord min -en
   laatste letter in het kofschip? JA = -te(n),  NEE = -de(n)

1. Als 'jij' achter de pv staat, schrijf je de ik-vorm.

Persoonsvorm
tegenwoordige
tijd

Persoonsvorm
verleden
tijd

2. Bij deze tijd mag je 'T eX KoFSCHiP gebruiken.

3. Als het onderwerp enkelvoud is, schrijf je ik-vorm + te/de.

4. Je schrijft ik-vorm + t als het onderwerp 'hij' is.

Heb je nog vragen???

Oefen met de oefentoets en de theorie in je boek. 

Bekijk de filmpjes nogmaals online.