Onbepaald voornaamwoord >Iemand, niemand, iedereen, ieder, elk, iets, niets, allemaal, het
Betrekkelijk voornaamwoord
Betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent
Persoonlijk voornaamwoord > ik, je, u, jullie, hen, etc.
Bezittelijk voornaamwoord > mijn, jouw, jullie, hun, etc.
Aanwijzend voornaamwoord > die, deze, dat, zulk etc. (Dit wijst vooruit!)
Vragen voornaamwoord > wie, wat, wat voor, welke?
Wederkerend voornaamwoord > je (je vergist je), zich (hij stoot zich), ons, haar
Wederkerig voornaamwoord > elkaar, elkaars