This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 120 min
Items in this lesson
Module C2
Delier en dehydratie
Slide 1 - Slide
Programma
Voorkennis activeren: Delier quiz (Nursing)
Opdrachten (PADLET)
Opdrachten nabespreken
Stellingen
Opdrachten Thieme
Vooruitblik
Slide 2 - Slide
1. Welke van de volgende uitspraken over delier (delirium) is niet waar?
A
Delier is een tijdelijke stoornis waarbij de patiënt na het verdwijnen van het delier altijd weer terugkomt op zijn oude cognitieve niveau
B
Delier is meestal geassocieerd met een onderliggend medisch probleem
C
Delier komt vaak voor, kost veel geld en meer mensen met een delier komen te overlijden
D
Dehydratie alleen kan het ontstaan van een delier triggeren
Slide 3 - Quiz
2. Kinderen kunnen zich een delier niet herinneren.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 4 - Quiz
3. Welke van de volgende omgevingsfactoren zijn geassocieerd met een verhoogd delierrisico tijdens ziekenhuisopname?
A
Overplaatsingen (transfers tussen afdelingen of kamers)
B
Op een meer-persoonskamer liggen
C
Op een bed van een ander specialisme liggen (bijv. intern bed op de afdeling chirurgie)
D
Alle bovengenoemde factoren
Slide 5 - Quiz
4. Welk van de volgende scenario’s omschrijft de verminderde aandacht van een patiënt?
A
De patiënt denkt niet logisch en gaat van het ene onderwerp naar het andere tijdens een gesprek
B
De patiënt barst plotseling in tranen uit wanneer de diagnose met hem wordt besproken
C
De patiënt volgt het gesprek niet omdat hij steeds is afgeleid en focust op andere dingen, zoals ordenen van de lakens.
D
De patiënt is alert, georiënteerd en zich bewust van zijn recente medische problemen, maar valt in slaap tijdens het gesprek
Slide 6 - Quiz
5. Welk van de volgende symptomen is het minst behulpzaam om het onderscheid te maken tussen een delier en dementie?
A
Acute denk- en/of gedragsproblemen
B
Ongeorganiseerde spraak
C
Verstoorde aandacht
D
Veranderd niveau van bewustzijn
Slide 7 - Quiz
6. Welke vorm van delier wordt het vaakst over het hoofd gezien?
A
Hyperactief delier
B
Hypoactief delier
C
Gemengd delier
Slide 8 - Quiz
7. Na welke operatie komt postoperatief delier het minst voor?
A
Operatie heupfractuur
B
Hartchirurgie
C
Vaatchirurgie
D
Electieve totale knieprothese
Slide 9 - Quiz
8. Wat is een risicofactor voor delier?
A
Depressie
B
Cognitieve beperking
C
Eerder doorgemaakt delier
D
Sensorische beperking
Slide 10 - Quiz
9. Agitatie bij dementie kan erg veel lijken op een delier. In een acute situatie is er geen belangrijk verschil in:
A
mate van bewustzijn
B
onderliggend somatisch probleem
C
mate van agitatie
Slide 11 - Quiz
10. Hoe vaak wordt delier gemiddeld niet herkend in het ziekenhuis?
A
In 25 procent van de gevallen
B
In 50 procent van de gevallen
C
In 75 procent van de gevallen
Slide 12 - Quiz
11. Een kenmerk van een delier is:
A
geleidelijk ontstaan
B
stoornissen in aandacht
C
bewustzijn fluctueert niet
D
georganiseerd denken
Slide 13 - Quiz
12. Welke patiënt is zeker niet delirant.
A
Patiënt kan zijn aandacht er moeilijk bijhouden en is gedesoriënteerd
B
Patiënt heeft wat moeite met het geheugen en kan de aandacht er goed bijhouden
C
Patiënt is niet coöperatief en hyperalert
D
Patiënt is wat plukkerig en kan de aandacht er meestal moeilijk bijhouden
Slide 14 - Quiz
13. Een alcohol-onttrekkinsgdelier begint…
A
onmiddellijk na abrupt stoppen van de alcoholconsumptie
B
6 tot 72 uur na stoppen of minderen van de alcoholconsumptie, bij een patiënt die voorheen niet of onvoldoende behandeld is geweest voor alcohol onttrekkingssyndroom
C
bij ontstaan van een lichamelijke ziekte
D
Alle bovenstaande antwoorden zijn juist
Slide 15 - Quiz
14. Delirium tremens is:
A
Een ernstige vorm van delier veroorzaakt door stoppen van cannabisgebruik
B
Een delier veroorzaakt door nicotineonttrekking
C
Een ernstige vorm van alcoholonttrekkingsdelier waarbij sprake is van autonome disregulatie
D
Alle bovenstaande antwoorden zijn juist
Slide 16 - Quiz
15. CIWA-ar (Clinical Institute Withdrawal Assessment for Alcohol, Revised) is een observatielijst die door de verpleegkundige per dienst of vaker wordt afgenomen om
A
het beloop van alcoholonttrekkings-symptomen te monitoren
B
de ernst van de klachten te meten
C
de arts tijdig te kunnen waarschuwen voor een klinische verslechtering
D
Alle bovenstaande antwoorden zijn juist
Slide 17 - Quiz
16. Patiënten met een hypoactief delier ervaren minder stress dan patiënten met een hyperactief delier en hoeven daarom niet behandeld te worden voor de verschijnselen van delier.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 18 - Quiz
17. Bij een delirante patiënt schat je in dat er een verhoogd risico zou kunnen zijn voor het oplopen van letsel. Welke vrijheids-beperkende maatregel pas je als eerste toe?
A
Je fixeert de patiënt onmiddellijk om te voorkomen dat hij letsel oploopt
B
Je vraagt eerst aan de familie om toestemming om vrijheidsbeperkende maatregelen toe te passen
C
Je probeert alternatieve interventies te vinden om het gevaar te verminderen en de vrijheidsbeperkende maatregelen te voorkomen
D
Je overlegt eerst met een arts voordat je vrijheidsbeperkende maatregelen toepast
Slide 19 - Quiz
18. Als een patiënt in de avond- of nachtdienst delirant wordt, onderneem je in ieder geval de volgende acties:
A
Je past prikkelreductie toe en hangt oriëntatiepunten op
B
Je houdt de DOSS bij
C
De zet valpreventie in
D
Je gaat op zoek gaan naar onderliggende oorzaken en informeert de arts
Slide 20 - Quiz
Individuele opdracht (PADLET)
Je kennis vergroten door eerst naar de filmpjes te kijken en de artikelen te lezen te lezen over Delier en Dehydratie
Maak de opdracht over dehydratie bij ouderen. (Stellingen behandelen we klassikaal!)
Maak de verwerkingsopdrachten in Thieme VVT1 - module 3 - 12
Slide 21 - Slide
Nabespreken opdracht dehydratie
in sub-groepjes
Bespreek je uitwerking na in subgroepen.
Vragen of onduidelijkheden?
Slide 22 - Slide
STELLINGEN
Bespreek met je subgroep de stellingen uit de opdracht.
Slide 23 - Slide
Bij dehydratie in de terminale fase moet je geen interventies meer toepassen
Eens
Oneens
Slide 24 - Poll
De hypodermoclyse is een onmenselijke handeling
Eens
Oneens
Slide 25 - Poll
Bij elke opname zou je de SNAQ moeten toepassen
Eens
Oneens
Slide 26 - Poll
De mortaliteit bij ouderen met dehydratie is hoog (50%), met name in warme perioden
Eens
Oneens
Slide 27 - Poll
Kunstmatige toediening van vocht en voeding , is een besluit wat genomen wordt door de arts.
Eens
Oneens
Slide 28 - Poll
Zorgvrager in een terminale fase , geef je beter geen voeding en vocht. Dit is een natuurlijk proces zgn. ``Het versterven``
Eens
Oneens
Slide 29 - Poll
Opdracht
Maak met je subgroep de praktijksituaties uit Thieme Meulenhoff VVT deel 1 module 3. Deel 3.12 De casussen van Dhr. Ramkoesjinen Dhr. Alayah.
Slide 30 - Slide
Slide 31 - Slide
Volgende keer...
college shock
opstarten examen W7
Huiswerk:
Neem het examen door in Digibib (W7: Reageert op onvoorziene en crisissituaties) en noteer voor jezelf vragen en onduidelijkheden.