This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Start geen nieuwe vergadering
Accepteer
in LessonUp c
deze les. Als het c kan op een 2e device.
Welkom wiskunde!
Stel je camera, microfoon en profielfoto goed in.
Wat gaan we doen?
● Lesdoel bespreken
● Herhalen H7
● Vraagmoment
bij
We gaan zo starten.
Pak je wiskundespullen.
vanaf nu tellen de cijfers
van de SE-week mee
in het examendossier!!
Slide 1 - Slide
Doel van deze les!
Je kent de leerdoelen van H7
of weet wat je nog moet doen om deze te behalen.
H7: Oppervlakte en inhoud
VK 2D en 3D
1. Eenheden omrekenen
2. Oppervlakte en omtrek 3. Oppervlakte ruimtefiguren 4. Inhoud
5. Oppervlakte en vergroten 6. Inhoud en vergroten
H8: Getallen
VK Machten
1. Grote getallen
2. Wetenschappelijke notatie
3. Eenheden van tijd
4. Eenheden van snelheid
5. Verhoudingen
H2: Meetkunde
VK Rekenen en Pythagoras
4. Aanzichten
Slide 2 - Slide
Kubus
Balk
cilinder
Bol
Kegel
Piramide
Prisma
Slide 3 - Drag question
55 m = ... hm
A
0,55
B
5,50
C
550
D
5500
Slide 4 - Quiz
23.000 dm = ... km
A
0,23
B
2,3
C
23
D
230
Slide 5 - Quiz
8,5m2=...cm2
A
850
B
8 500
C
85 000
D
850 000
Slide 6 - Quiz
3,4km2=...are
A
3 400
B
34 000
C
340 000
D
3 400 000
Slide 7 - Quiz
7.400.000mm2=...m2
A
0,74
B
7,4
C
74
D
740
Slide 8 - Quiz
400m2=...ha
A
0,04
B
0,4
C
4
D
40
Slide 9 - Quiz
1,23 liter = ... ml
A
1,23
B
12,3
C
123
D
1.230
Slide 10 - Quiz
0,5m3=...liter
A
5.000
B
500
C
500.000
D
5.000.000
Slide 11 - Quiz
7,5dl=...mm3
A
750
B
0,00075
C
0,075
D
750.000
Slide 12 - Quiz
7.3: Eenheden
Slide 13 - Slide
7.3: Eenheden
Slide 14 - Slide
Wat is de formule voor de oppervlakte van een driehoek?
A
opp.Δ=0,5⋅l⋅b
B
Opp.Δ=0,5⋅z⋅bh
C
Opp.Δ=l⋅b
D
Opp.Δ=z⋅bh
Slide 15 - Quiz
Wat is de oppervlakte van de driehoek hiernaast?
A
64,5dm2
B
129dm2
C
6,45m2
D
645dm2
Slide 16 - Quiz
Wat is de oppervlakte van de driehoek hiernaast?
A
6cm2
B
7,5cm2
C
10cm2
D
60cm2
Slide 17 - Quiz
Wat is de formule voor de oppervlakte van een parallellogram?
A
opp.parallellogram=21⋅l⋅b
B
opp.parallellogram=21⋅z⋅bh
C
opp.parallellogram=l⋅b
D
opp.parallellogram=z⋅bh
Slide 18 - Quiz
Wat is de oppervlakte van het figuur hiernaast?
A
130
B
143
C
110
D
71,5
Slide 19 - Quiz
Wat is de formule voor de omtrek van een cirkel?
A
omtrekcirkel=π⋅straal2
B
omtrekcirkel=diameter⋅π
C
omtrekcirkel=π⋅straal2⋅h
D
omtr.cirkel=diameter⋅π⋅h
Slide 20 - Quiz
Omtrek vlakke figuren
Omtrek vlakke figuren met rechte zijden = alle zijden optellen
Omtrek cirkel = x diameter
π
Slide 21 - Slide
Wat wordt hiernaast aangegeven door de zwarte lijn?
A
diameter
B
straal
C
cirkel
Slide 22 - Quiz
Wat is de formule voor de oppervlakte van een cirkel?
A
opp.cirkel=π⋅straat2
B
opp.cirkel=diameter⋅π
C
opp.cirkel=π⋅straal2⋅h
D
opp.cirkel=diameter⋅π⋅h
Slide 23 - Quiz
Oppervlakte vlakke figuren
Opp. vierkant = lengte x breedte
Opp. rechthoek = lengte x breedte
Opp. Parallellogram = zijde x bijbehorende hoogte
Opp. driehoek = 0,5 x zijde x bijbehorende hoogte
Opp. cirkel = x straal2
π
(Opp. = oppervlakte)
Opp. vierkant = zijde x zijde
= zijde2
Slide 24 - Slide
Welke kleur is het grondvlak van de prisma hiernaast?
A
paars
B
geel
C
oranje
D
Er is geen grondvlak
Slide 25 - Quiz
Van welke figuren bereken je de inhoud met Inhoud = opp. grondvlak x hoogte
A
vierkant
B
kubus
C
cilinder
D
piramide
Slide 26 - Quiz
Hoeveel is de inhoud van de figuur hiernaast?
A
63cm2
B
63cm
C
63
D
63cm3
Slide 27 - Quiz
Hoeveel is de inhoud van de figuur hiernaast?
A
120cm3
B
≈2.262cm3
C
≈754cm3
D
≈377cm3
Slide 28 - Quiz
Inhoud 'recht ruimtefiguur'= opp. grondvlak x hoogte
I kubus = lengte x breedte x hoogte
I balk = lengte x breedte x hoogte
I cilinder = x straal2 x hoogte
I prisma = 0,5 x zijde x bijbehorende hoogtex hoogte
π
Δ
(I = Inhoud)
Slide 29 - Slide
Inhoud 'puntig ruimtefiguur'= x I. recht zelfde grondvlak
I piramide = x lengte x breedte x hoogte
I piramide = x lengte x breedte x hoogte
I piramide = x 0,5 x zijde x bijbehorende hoogte x hoogte
I kegel = x x straal2 x hoogte
31
31
31
31
Δ
31
π
Slide 30 - Slide
Als de vergrotingsfactor 0,8 is. Wordt het beeld dan groter of kleiner?
A
groter
B
kleiner
Slide 31 - Quiz
Een bedrijf maakt twee formaten koekenpannen. Koekenpan A heeft een diameter van 24 cm. Koekenpan B is 1,3 x zo groot. Wat is de diameter van pan B?
A
40,56 cm
B
52,728 cm
C
31,2 cm
D
ca. 18,5 cm
Slide 32 - Quiz
In mijn tuin heb ik een terras van 25 m². Dit terras wil ik vergroten met een vergrotingsfactor van 1,5. Hoeveel m² wordt mijn nieuwe terras?
A
≈56m2
B
≈38m2
C
≈84m2
D
≈17m2
Slide 33 - Quiz
Pringles verkoopt zijn chips in verschillende maten bussen. In de kleinste verpakking zit 40 cm3 chips. In de grootste bus zit 1200 cm3 chips. Wat is de vergrotingsfactor afgerond op 2 decimalen?
A
3,11
B
0,27
C
0,87
D
5,5
Slide 34 - Quiz
Formules bij vergrotingsfactor
Bij lengte: lengte beeld = vergrotingsfactor x lengte origineel vergrotingsfactor = lengte beeld : lengte origineel
Bij oppervlakte: Opp. beeld = vergrotingsfactor2 x opp. origineel
Bij inhoud: Inhoud beeld = vergrotingsfactor3 x Inhoud origineel