Dorpskrant les 6: verwijzingen en samentrekkingen

Spelling: verwijzingen en samentrekkingen
1. eerst leren hoe je verwijzingen moet schrijven (alle/allen, beide/beiden).
1 / 51
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Spelling: verwijzingen en samentrekkingen
1. eerst leren hoe je verwijzingen moet schrijven (alle/allen, beide/beiden).

Slide 1 - Slide

Meervouds-n bij verwijzing
A. Sommige van de bomen zijn al groot.
B. Sommigen van de bomen zijn al groot.

Welke zin is juist? Waarom?

Slide 2 - Slide

Meervouds-n bij verwijzing
A. Sommige van de bomen zijn al groot.
B. Sommigen van de bomen zijn al groot.

'Sommige' is hier zonder -n, omdat het niet verwijst naar personen, maar naar een ding.

Slide 3 - Slide

Meervouds-n bij verwijzing
A. In de pauze dronken sommigen een kopje thee.
B. In de pauze dronken sommige een kopje thee.

Welke zin is juist? Waarom?

Slide 4 - Slide

Meervouds-n bij verwijzing
A. In de pauze dronken sommigen een kopje thee.
B. In de pauze dronken sommige een kopje thee.

'Sommigen' met -n is hier juist, omdat het verwijst naar personen.

Slide 5 - Slide

Meervouds-n bij verwijzingen
Wanneer schrijf je sommige(n), alle(n), enkele(n), andere(n), vele(n) etc.?

  1. Als het een bijvoeglijk naamwoord is, schrijf je het zonder -n.                        Alle jongens hebben een voetbalbroek aan.
  2. Verwijst het woord naar personen, schrijf je het met -n.                   Sommigen van deze groep sporten liever in een jogging.
  3. Verwijst het woord niet naar personen, schrijf je het zonder-n.                      De boeken uit de mediatheek gaan alle mee naar beneden.

Slide 6 - Slide

UITZONDERING!
- Staat er geen zelfst. nw. achter (zoals bij een bijv. nw.), maar kun je die wel denkbeeldig invullen (het wordt al ergens voor of achter de zin gebruikt)? Dan schrijf je het zonder -n.
De meeste zitten op hun plek, want de leerlingen willen snel beginnen.

- Bij alle(n) en beide(n) vul je wel een -n in als het verwijst naar personen.
Mevrouw Jansen en mevrouw Bakker hebben iets gemeen. Ze geven beiden Nederlands.

Slide 7 - Slide

Staat er een znw achter?
Nee
Heeft het woord
betrekking op personen?
Nee
Schrijf geen -n
Ja
Schrijf geen -n
Ja
Schrijf wel -n

Slide 8 - Slide

Aan de slag!
Maak slide 10 t/m 28

Slide 9 - Slide

Enige/Enigen weken geleden hebben vandalen alle/allen ruiten van de dierenwinkel ingegooid.
A
enige
B
enigen
C
alle
D
allen

Slide 10 - Quiz

De meeste/meesten van ons waren goed voorbereid op het survivalweekend.
A
meeste
B
meesten

Slide 11 - Quiz

In het weekend maken vele/velen een uitstapje; sommige/sommigen echter blijven liever thuis.
A
vele
B
velen
C
sommige
D
sommigen

Slide 12 - Quiz

Mijn ouders waren de enige/enigen die niet op de ouderavond konden komen.
A
enige
B
enigen

Slide 13 - Quiz

Stanley nodigde beide/beiden meisjes uit op het tuinfeest van zijn broer.
A
beide
B
beiden

Slide 14 - Quiz

Slechts weinige/weinigen kunnen zich zo’n dure auto veroorloven als een Porsche.
A
weinige
B
weinigen

Slide 15 - Quiz

Sommige/sommigen wetenschappers menen dat klonen geen kwaad kan, andere/anderen hebben daar zo hun twijfels over.
A
sommige
B
sommigen
C
andere
D
anderen

Slide 16 - Quiz

De jongens hebben beide/beiden enkele/enkelen euro’s gevonden op straat.
A
beide
B
beiden
C
enkele
D
enkelen

Slide 17 - Quiz

Van de vele/velen voorbijgangers weigerden de meeste/meesten om de flyer aan te nemen.
A
vele
B
velen
C
meeste
D
meesten

Slide 18 - Quiz

Enkele/enkelen toeristen kochten klompen, andere/anderen gaven de voorkeur aan houten tulpen.
A
enkele
B
enkelen
C
andere
D
anderen

Slide 19 - Quiz

Terwijl de eerste/eersten al over de finishlijn schaatsten, moesten de laatste/laatsten nog starten
A
eerste
B
eersten
C
laatste
D
laatsten

Slide 20 - Quiz

Omdat sommige/sommigen reizigers hun tas op een stoel hadden gezet, konden andere/anderen niet zitten
A
sommige
B
sommigen
C
andere
D
anderen

Slide 21 - Quiz

Zeeschildpadden en neushoorns zijn ernstig bedreigd, maar de laatste/laatsten worden steeds beter beschermd.
A
laatste
B
laatsten

Slide 22 - Quiz

Er waren honderd deelnemers. Alle/allen finishten binnen de tijd.

(regel: blz. 141 in Op Niveau, onderaan!)
A
alle
B
allen

Slide 23 - Quiz

Van alle stiften in de bal zijn er verscheidene/verscheidenen uitgedroogd.
A
verscheidene
B
verscheidenen

Slide 24 - Quiz

De springbok hoort bij de snelste/snelsten op het land.
A
snelste
B
snelsten

Slide 25 - Quiz

Hoewel de meeste/meesten er geen zin in hadden, gingen uiteindelijk alle leerlingen aan de slag.
A
meeste
B
meesten

Slide 26 - Quiz

Nederlanders zijn gemiddeld de langste/langsten ter wereld.
A
langste
B
langsten

Slide 27 - Quiz

Tweede deel leer je
...wat een samentrekking is.
...hoe je een samentrekking goed schrijft.

Slide 28 - Slide

Samentrekking
Bekijk deze woorden/woordgroepen

  • ochtend-  en avondspits
  • in goede en slechte tijden
  • oude kaas en jonge kaas
  • keel-,  neus-  en oorarts





Slide 29 - Slide

Waarom staat er in deze woorden (g)een weglatingsstreepje? Bekijk daarna het filmpje op de volgende slide.

Slide 30 - Open question

Slide 31 - Video

Samentrekking
Het weglatingsstreepje (-) gebruik je als:
je een deel van een woord weglaat.

Voorbeelden:
Invoer en uitvoer --> in- en uitvoer
Binnenbanden en buitenbanden --> binnen- en buitenbanden
Voordelen en nadelen --> voor- en nadelen
Kippenfokker en kippenhouders --> kippenfokkers en –houders
Bruidsjurken, bruidskapsels en bruidsboeketten --> bruidsjurken, -kapsels en -boeketten


Slide 32 - Slide

Samentrekking
Het weglatingsstreepje (-) gebruik je als:
je een deel van een woord weglaat.

Let op!
Bij:
in goede tijden en slechte tijden --> in goede en slechte tijden
oude kaas en jonge kaas --> oude en jonge kaas


gebruik je dus geen weglatingsstreepje, omdat je niet een deel van het woord kunt weglaten.


Slide 33 - Slide

Schrijf het woord korter op. Gebruik een weglatingsstreepje als dat kan.

chocoladetaart of chocoladepudding

Slide 34 - Open question

Schrijf het woord korter op. Gebruik een weglatingsstreepje als dat kan.

hoofdletters en kleine letters

Slide 35 - Open question

Schrijf het woord korter op. Gebruik een weglatingsstreepje als dat kan.

Europees kampioenschap en wereldkampioenschap

Slide 36 - Open question

Schrijf het woord korter op. Gebruik een weglatingsstreepje als dat kan.

zestienjarigen tot achttienjarigen

Slide 37 - Open question

Schrijf het woord korter op. Gebruik een weglatingsstreepje als dat kan.

zestien jarigen tot achttien jarigen

Slide 38 - Open question

Schrijf het woord korter op. Gebruik een weglatingsstreepje als dat kan.

financieel beleid en personeelsbeleid

Slide 39 - Open question

Schrijf het woord korter op. Gebruik een weglatingsstreepje als dat kan.

bouwplannen en bouwprojecten

Slide 40 - Open question

Schrijf het woord korter op. Gebruik een weglatingsstreepje als dat kan.

herfstvakantie, kerstvakantie en zomervakantie

Slide 41 - Open question

Schrijf het woord korter op. Gebruik een weglatingsstreepje als dat kan.

theekopje en koffiekopje

Slide 42 - Open question

Schrijf het woord korter op. Gebruik een weglatingsstreepje als dat kan.

oude schoenen en nieuwe schoenen

Slide 43 - Open question

Schrijf het woord korter op. Gebruik een weglatingsstreepje als dat kan.

zondagen en feestdagen

Slide 44 - Open question

Schrijf het woord korter op. Gebruik een weglatingsstreepje als dat kan.

kattenvoer en hondenvoer

Slide 45 - Open question

Schrijf het woord korter op. Gebruik een weglatingsstreepje als dat kan.

schone kleding en vieze kleding

Slide 46 - Open question

Schrijf het woord korter op. Gebruik een weglatingsstreepje als dat kan.

boekenkasten en klerenkasten

Slide 47 - Open question

Schrijf het woord korter op. Gebruik een weglatingsstreepje als dat kan.

verkennend lezen en nauwkeurig lezen

Slide 48 - Open question

Schrijf het woord korter op. Gebruik een weglatingsstreepje als dat kan.

klassieke gitaren en akoestische gitaren

Slide 49 - Open question

Lesdoel behaald?

Ik kan de juiste regels toepassen bij het schrijven van een samentrekking.
A
Ja
B
Nee

Slide 50 - Quiz

Einde van deze les

Slide 51 - Slide