Kapitel 3, Teil 1

werkwoorden
met een stam op -d of -t
1 / 21
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

werkwoorden
met een stam op -d of -t

Slide 1 - Slide

'Normale' regel:
ich
du
er/sie/es/man

wir
ihr
sie/Sie
mach
mach
mach

mach
mach
mach
FE
e
st
t

en
t
en
(FE) esttenten

Slide 2 - Slide

Eindigt de stam van een werkwoord op een -d of -t?
antworten

antwort
antwort
antwort

antwort
antwort
antwort
  e
est
et

  en
et
  en
reden

red
red
red

red
red
red
  e
est
et

  en
et
  en
ich
du
er/sie/es/man

wir
ihr
sie/Sie

Slide 3 - Slide

UITZONDERINGEN:
öffnen
(openen)

öffne
öffnest
öffnet

öffnen
öffnet
öffnen

geen stam die eindigt op -d of -t, maar wél de extra -e
ich
du
er/sie/es/man

wir
ihr
sie/Sie
atmen
(ademen)

atme
atmest
atmet

atmen
atmet
atmen

regnen
(regenen)

regne
regnest
regnet

regnen
regnet
regnen

zeichnen
(tekenen)

zeiche
zeichnest
zeichnet

zeichnen
zeichnet
zeichnen
rechnen
(rekenen)

rechne
rechnest
rechnet

rechnen
rechnet
rechnen

Slide 4 - Slide

Ook bij het voltooid deelwoord: extra -e
Ich habe gearbeitet
Er hat geredet
Wir haben gewartet
normaal:                              ge + stam + t
-ieren:                                   stam +t
sterke werkwoorden:       leren
stam op -d of -t (en de vijf uizonderingen): ge + stam + e + t

Slide 5 - Slide

Wat is de stam van:
reiten

Slide 6 - Open question

Wat is de stam van:
heiraten

Slide 7 - Open question

Vul in:
Ich (arbeiten)….. in einem Supermarkt.
A
arbeiten
B
arbeitet
C
arbeite
D
arbeitst

Slide 8 - Quiz

Vul in:
Wir (antworten).... immer, wenn unser Lehrer etwas fragt.
A
antworte
B
antwortet
C
antwortest
D
antworten

Slide 9 - Quiz

In den Niederlanden (regnen)…. es sehr viel.
A
regnt
B
regnst
C
regnen
D
regnet

Slide 10 - Quiz

Warum (atmen)….. du so schnell?
A
atmst
B
atmest
C
atmt
D
atmet

Slide 11 - Quiz

Was hast du da (tekenen)……?
A
zeichnet
B
zeichnest
C
gezeichnst
D
gezeichnet

Slide 12 - Quiz

Vul in:
Wo (reiten)……. er eigentlich?

Slide 13 - Open question

Vul in:
Du (reden)….. mit deiner Mutter über die Schule.

Slide 14 - Open question

Vul in:
Frank (melden)….. den Fehler im Buch bei seiner Lehrerin.

Slide 15 - Open question

Wat is het voltooid deelwoord van:
reden

Slide 16 - Open question

Wat is het voltooid deelwoord van:
antworten

Slide 17 - Open question

Vertaal en vul in:
Er (praten)….. viel zu viel

Slide 18 - Open question

vertaal en vul in:
Ich (hebben)….. schon lange (wachten)….

Slide 19 - Open question

vertaal en vul in:
Wir (hebben)…... immer im Wald (paardrijden)…….

Slide 20 - Open question

vertaal en vul in:
Ich (hebben)…. die Flasche nicht (openen)…… .

Slide 21 - Open question